Incubate Zaterdag Napret

Incubate, dag zes! De vraag of we nog fris zijn is niet relevant, want we moeten door. Incubate duurt nog twee dagen en er is nog zoveel goeds en bijzonders te zien. Zoveel goeds, dat als we collega’s tegenkomen en vragen wat ze gezien hebben, er geen nauwelijks bands overlappen. Kijk, dat is mooi, .dan het je een voor een elck wat wils-festival!


Bij dat voor een elck wat wils horen ook de rare snuiters van Public Service Broadcasting. Public Service Broadcasting is een band uit Londen, die hun instrumentale dance-rock, samples uit oude polygoonjournaals en andere vrije zwart-wit documentaires zet. Inclusief de beelden. Dus in feite kun je ook kunnen zeggen dat zie oude films van soundtracks voorziet. Whatever. De band bestaat uit een drummer, Wriggelsworth en een gitarist/bassist/toetsenist, die zelf als Me afkondigt. Zelfs de bandintroductie en alle banter tussen de nummers is gesampled. De band communiceert niet op een directe manier met het publiek. Het geeft een prettig vervreemdend karakter aan het optreden. De beelden, de hoge kwaliteit van de muziek en die rare maniertjes maken van Public Service Broadcasting een buitenbeentje, maar eentje waar zeker plek voor is.
Minder buitenbeentje, maar gewoon recht voor raap is het Luxemburgse The Heartbeat Parade. Instrumentele math-rock met postrock invloeden volgens het bekende stramien, maar het blaast de laatste stof uit ons hoofd. Zodat dat hoofd vrij is voor Yuck. Yuck heeft de mooiste backdrop van Incubate, want ze hebben het witte laken van oma gejat en met zwarte verf Yuck op gezet. Zo simpel kan het soms zijn. Yuck maakt die gitaargedreven indierock die een band als Yo La Tengo ook zo prettig te genieten maakt, al lijken ze, met de aanstaande release van de nieuwe plaat Glow & Behold wat meer richting een Sonic Youth te zijn opgeschoven. Da’s geen richting waar ik veel bezwaar tegen heb, overigens.
Wat doe je als de baas van de band, maar niet met nieuwe goede nummers wil komen en ook al toerend iedere keer hetzelfde kunstje doet? Dan pak je wat overige en ex-bandleden bij elkaar en ga je je eigen nummers maar uitbrengen. En dat deed Will Sergeant, van Echo and the Bunnymen-faam. Onder de heerlijk te googlen naam Poltergeist nam hij, samen met Bunnymen-drummer Nick Kilroe en voormalig Bunnymen-bassist Les Pattinson instrumentele krautrock op. Met in goed jaren zeventigtradities een doubleneck Gibson. Ze spelen, geheel gehuld in het wit, voor een groot projectscherm en maken er op die manier ook deel van uit. Die projecties tillen het geheel naar een hoge niveau, want hoewel niet slecht, gooit Sergeant niet zo heel veel variatie in de krautrock. Dan gaat je een zanger op den duur toch missen.
Bij binnenkomst bij The Twilight Sad is het even opkijken. Hier staan hier staat niet het verwachte viertal kabaal te schoppen, maar hier is een trio bezig met een stripped down van hun normale post-rock. En dat maakt het niet minder intens. Integendeel zelf. Het drumstel is thuisgelaten en Mark Devine legt een minimale toetsenlaag. Nauwelijks effecten op de gitaar en daardoor komen de kenmerken van The Twilight Sad, de donkere teksten, gebracht met dat cokeskloppende zware Glaswegian accent van zanger John Graham nog beter naar voren. De band blijkt het in Schotland vaker te doen, maar het was voor mij voor het eerst. Het hoeft niet altijd herrie te wezen om buitengewoon veel indruk te maken.
Wie ook indruk maken in Lola Colt, maar dan op een totaal andere manier. Lola Colt, genoemd naar een hele vage B-western is het bandje van Gun, een Deense die in Londen woont en werkt. Gun is de liefdsbaby van Nick Cave en Patti Smith en Nick Cave heeft haar de Bad Seeds uitgeleend. En dat komt prettig hard binnen als je op twee meter in de Cul de Sac staat. Licht cinematografische psychedelische rock speelt de band en hoewel de eerste plaat nog uit moet komen, staan er al een behoorlijk aantal puike nummers. Nog meer Bad Seeds-referenties, want Jim Sclavunos zal de eerste plaat produceren.
Tja, en dan zijn de oordoppen echt nodig. Want A Place To Bury Strangers sluiten het rockprogramma af met een knal. De oorvergruizers staan op elf en zoals gewoonlijk staat de band weer met een lamp, die van achteren schijnt te spelen. Geen lichtman, dat scheelt weer een plek in de tourbus. De shoegaze van A Place To Bury Strangers, met de oorverdovende poplijntjes klinkt vertrouwd en wezenlijk doet de band ook niets nieuws ten opzicht van eerdere optredens. Gitarist Oliver Ackermann heeft overigens wel de kunst van het gitaar slaan naar nieuwe hoogten gebracht, want alhoewel hij zijn gitaar vol de grond slaat, breekt deze niet. En aan de beschadigingen te zien, deed hij het vaker met deze gitaar. Dus, of een nieuwe techniek, of een gitaar van tropisch hardhout. Enfin, in feite is het niet nodig, de band, iedere band, kan zonder het mollen van instrumenten. En het mollen van mijn lichaam, want mijn rechteroor deed het, ondanks oordoppen, een uurtje niet. Toch geen reden om de volgende show van deze band te missen…

4 reacties

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.

Terug naar boven