‘Yes, yes, I know, they want my soul’, schampert Britt Daniel in het titelnummer van het achtste studioalbum van zijn band Spoon. Om nog maar eens duidelijk te maken dat ‘ze’ die toch nooit zullen krijgen. Sinds de release van het debuut Telephono in 1996 heeft Spoon immers gaandeweg bewezen één van de meest eigenzinnige indie rock ‘n roll-bands van hun tijd te zijn. En nu, ruim vier jaar na voorganger Transference, is de band terug: en hoe. De pauze heeft het gezelschap duidelijk goed gedaan, zo is te horen aan de speels- en frisheid waarmee bijvoorbeeld opener “Rent I Pay” wordt gebracht, terwijl het tegelijkertijd onmiddellijk herkenbaar is als Spoon: de typerende nonchalance is gebleven, het is alsof het zo even uit de mouw wordt geschud. “They Want My Soul” herbergt een verzameling liedjes die afwisselend melancholisch, vrolijk, ingetogen en uitbundig klinkt. In een kleine 38 minuten vuren Daniel en co hun hele arsenaal op je af: stampende indierock, soul, pop, elektronica, de kenmerkende rasp in Daniels vocalen, het is er allemaal. En dat met een immer waanzinnig gevoel voor melodie, dosering en oog voor detail. De aanzwellende en dan weer wegebbende synth in “Inside Out” bijvoorbeeld, de opbouw naar het tweede couplet van “Do You” of de bizarre gitaarerupties in “Knock Knock Knock”: ook de productie verdient zeker een pluim. They Want My Soul laat horen hoe spannend rock ‘n roll anno 2014 kan klinken.
mij=Loma Vista
4 reacties