De grootste en gekste free jazz-toeteraar Albert Ayler sprak ooit de wijze woorden: ‘”Trane [John Coltrane] was the father. Pharoah [Sanders] was the son. I was the holy ghost.” Mijn eigenwijze referentiepunt voor het genre is tot op heden altijd de zoon gebleven. Wat dat volgens Freud precies over ondergetekende zegt, daarover mogen (muziek)psychologen speculeren… Als ik de vergelijking nog even doortrek, valt de Amerikaanse saxofoniste Matana Roberts een kleindochter van de Grote Drie te noemen (‘even daddy said so’, gebruikt ze zelf als tekstueel leitmotief). Oftewel, er wordt hier wild en dissonant op los getoeterd. Is dat leuk? Zeker, maar je moet er voor in de stemming zijn. Genoeg gruwelijke momenten klinkt het alsof de verhuiswagen van een muziekwinkel verongelukt. Cecil Taylor grijnst dan tevreden. Gelukkig voegt Roberts op andere momenten een beetje ‘sugar’ aan haar louterende ‘medicine’ toe. Ze noemt het zelf ‘speakword’, en verhaalt semi-melodieus over Afro-Amerikaanse volksherinneringen. Freejazz als folk! Het maakt het vierde hoofdstuk uit haar twaalfdelige ‘Coin Coin’-serie intiemer en intellectueler tegelijk, een paradox die Peters ogenschijnlijk moeiteloos oplost. Gejodel zoals bij Pharaoh blijft goddank uit, maar olijk wordt het soms wel, dankzij het veelvuldig inzetten van een mondharp. Poing, plink, ploing! Nooit gedacht dat ik dat onding nog eens werkelijk iets toe zou vinden voegen. Roberts besluit Memphis met het aanroepen (en aanrukken) van een heus, hemels koor. Ik zeg, laat dat een ode aan de groten die in de jazzhemel zijn, wezen. Zij kunnen tevreden aan hun sik plukken. En Roberts? Zij plukt in het ondermaanse de vruchten. Met veel schwung.
Constellation
File: Matana Roberts – Coin Coin Chapter Four: Memphis
File Under: Spirituele sikkepit
File Music: [Bandcamp]