Pukkelpop 2014 – Napret

Oh, wat was ik weer blij met mijn oorpluggen. Want drie dagen baden in de muzikale weelde van Pukkelpop kan zomaar voorgoed tussen de oren blijven zitten.


mij=Door: TheLeonKing.
Donderdag 14 augustus
Op papier klinkt alles van Refused-held Dennis Lyxzen veelbelovend, maar in werkelijkheid viel zijn nieuwste speeltje INVSN (spreek uit als ‘Invasion’) toch bar tegen. Zijn spectaculaire dansmoves zien er een stuk minder flitsend uit als de muziek slap is, toch jammer. Nee, dan Perfect Pussy. Hun debuutalbum Say Yes To Love vind ik fantastisch, maar die furieuze noisepunk kwam op donderdagmiddag in de veel te grote Marquee-tent absoluut niet over. Wat was het geluid bagger zeg! Ook The Spectors uit Blankenberge zorgden vooralsnog voor een valse start van het festival. Pas bij de Canadese dorpszot Mac Demarco werd het pas leuk. Sterker nog: zijn jengelrock met vleugjes Pavement vond ik beter dan ik vooraf mogelijk achtte. Zijn met flauwe humor en alcohol doordrenkte optreden was sowieso op z’n minst grappig en zijn val achterover uit een tentpilaar moedig.
Een vriend van me drukte me nadrukkelijk op het hart om Die Antwoord te gaan kijken. Het zou een wereldact zijn. Na anderhalf liedje met pijnlijk hoog gegil van ‘zangeres’ Yo-landi Vi$$er was ik er toch echt klaar mee en vertrok snel naar de folkrockers van To Kill A King. Dat had z’n goede momenten, maar vaak was het me toch ook te degelijk, te plat.
Toen bleek dat de andere helft van Tenacious D op de planken zou staan twijfelde ik even, maar toch koos ik voor de blackmetal van Deafheaven. Niet dat blackmetal een genre is waar ik veel mee heb, maar dit vijftal uit San Francisco was toch wel de moeite om aan te horen. Van dat gegil word ik nog altijd niet vrolijk, maar muzikaal stond het als een huis. Wat zeg ik, als een bunker! Het lekkere moppie soul van Janelle Monae beviel me na het metalgeweld bijzonder goed. Dat zag er allemaal erg zwartwit en strak uit daar op het hoofdpodium. Geen wonder dat de zon zich zowaar liet zien. Het klonk ook nog goed en zelfs met de 1-op-1 cover van “I Got You” van James Brown kwam ze weg. Ik bedoel maar.
Bij Gruppo Di Pawlowski was de Wablief?!-tent goed gevuld en stond de waanzin in ieders ogen. Album Neutral Village Massacre is voor ieder die van dwarse muziek houdt een aanrader, ik persoonlijk vind het prima muziek om op te stofzuigen. Maar vooral live komt het goed tot zijn recht, want naast de typische Mauro Pawlowski bestaat de band uit een puik stelletje muzikanten. Die bassist is echt vet! Tegen het eind van de show kwam er ook nog een dwerg voor visuele verwarring zorgen. Bijzonder goed concert derhalve. Het eveneens Vlaamse Amatorski tapte toch uit een zeer ander vaatje. Hun verstilde, filmische muziek mocht er echter ook wezen. Erg fijn om zo weer tot rust te komen na Gruppo.
Uit betrouwbare bron hoorde ik dat Outkast een mooie hiphopshow gaf op het hoofdpodium. Het was er in ieder geval druk zag ik toen ik richting de Club-tent liep voor Black Lips. Pikte ik toch nog even “Hey Ya!” mee. Black Lips vielen me toch wat tegen eigenlijk. Hun garagepunk zorgde bij mij niet op de gehoopte opwinding. En dus zag ik nog het staartje van Atomic Bomb! Dit eerbetoon aan William Onyeabor, het Nigeriaanse antwoord op Giorgio Moroder, swingde enorm, maar van enige dynamiek was geen sprake. Het was toch leuk om even de heupen los te gooien.
Eigenlijk had ik naar Lagwagon moeten gaan, maar om één of andere duistere reden stond ik toch bij Editors te kijken. Die speelden een degelijk set op het hoofdpodium. Eerlijk gezegd staat me er niks meer van bij. Het begin van de set van Slowdive daar in tegen maakte wel indruk, maar bij die eerste indruk had ik maar gelaten aangezien ik gruwelijk veel zin had ik het NOFX-feestje. En die ouwe punkrockers stelden me niet teleur. Natuurlijk lag het tempo wat lager dan pak ‘m beet een jaar of 25 geleden, maar dat had dan weer als voordeel dat er strak en nagenoeg foutloos gespeeld werd. Toch leuk om punkrockclassics als “The Brews”, “Leave It Alone”, “Linoleum”, “Stickin In My Eye” en “Kill All The White Man” weer eens te horen. Ik vond het erg goed. Van mij hadden ze elke avond mogen afsluiten.
Vrijdag 15 augustus
Opener van dag twee The Bohicas vond ik niet zo bijzonder, maar wat ik daarna hoorde was alleraardigst. Young Buffalo uit Oxford, Mississippi speelde hun indierock met Vampire Weekend-frisheid. De fraaie vocalen mochten er zeker zijn (broers?). Wat mij betreft verruilen ze de toetsenist voor een extra gitarist, want de synthriedeltjes voegden niet bepaald iets toe. De twee knapen van Drenge bleven ook goed overeind op het immense hoofdpodium. Ze hadden er duidelijk zin in en wapperde hun postgrungegeluid vol overgave over de festivalweide. Zeer schatplichtig aan Nirvana en daarom ook erg lekker.
Voor de volgende positieve verrassing zorgde Nick Waterhouse. Wat ik er ooit eerder van hoorde was aardig, meer niet. Live kreeg hij me wel te pakken. De enigszins ouderwetse rhythm-and-blues was om door een ringetje te halen. Wat ook bijzonder fraai was: Other Lives. Hun donkere indiefolk vulde de Marquee op subtiele wijze, het leek wel Tindersticks op z’n Amerikaans. Mooi om te zien hoe de muzikanten ook tijdens nummers dodelijk eenvoudig van instrument veranderden of zelfs er meerdere tegelijk voor hun rekening namen. Gitaar, trompet, viool, toetsen, noem het maar op. Een erg mooi concert was dit.
Van het ene hoogtepunt naar het andere: First Aid Kit. De twee Zweedse dames wonden niet alleen met hun Abba-achtige wonderlijke verschijning iedereen om hun vingertjes, muzikaal en vooral vocaal brachten ze volle bak zon in de Club. En dat terwijl het buiten stond te regenen als een malle (vernam ik achteraf). First Aid Kit klonk bijzonder goed en het zag er zeer charmant uit. De zussen mogen dan nog maar begin-twintig zijn, ze kwamen bijzonder zelfbewust over en leken de kneepjes van het vak volledig te beheersen. Dat in combinatie met een aantal klassieke countrykrakers is dodelijk. Het headbangen tijdens liedje “The Lion’s Roar”, om maar wat te noemen. De tekst ‘I’ll be your Emmylou and I’ll be your June/ If you’ll be my Gram and my Johnny too’ van prachtliedje “Emmylou” zwerft nu voor eeuwig in mijn brein.
Na de zoete country met moderne twist van First Aid Kit was het snel naar adem happen bij de ruwe Quentin Tarantino-blues van het Schotse The Amazing Snakeheads. Amai, dat loog er niet om. Als een mokerslag denderde dat door de Castello-tent waarbij met name het gebrul en smoelwerk van soort-van-gitarist Dale Barclay indruk maakte. Gruwelijk vet!
Kurt Vile & The Violators maakten niet echt veel indruk op me. Bij vlagen wel goed, maar met name zijn stemgeluid maakte het soms ook nogal saai. ‘Neil Young op valium’ zei het officieuze programmaboekje van Humo. Inderdaad.
Thurston Moore kwam naar Pukkelpop met zijn nieuwe band. Waar is Chelsea Light Moving gebleven? Nou, laat eigenlijk maar want deze band bleek veel meer in balans. Wat wil je ook met Sonic Youth-drummer Steve Shelley en My Bloody Valentine-bassiste Deb Googe in de gelederen. Shelley en Googe zette een straffe basis neer waarover Moore en de andere gitarist James Sedwards hun experimentele gitaarklanken konden vlechten. Gevalletje Sonic Youth 2.0 en daar werd ik zeer vrolijk van. Erg mooi.
The National kreeg mij niet echt te pakken. Dat kwam door een combinatie van een verkeerde plek op het veld (te veel vooraan bij de speakers, te veel bas en te weinig gitaar) en misschien ook wel de muzikale verzadiging die me parten begon te spelen. Het was zeker aardig, maar het ontspoorde eigenlijk nergens. Als een verstrooide professor ijsbeerde zanger Matt Berninger over het podium, mar dat doet ie wel vaker. Het was vooral degelijk.
Een verkeerd vallende portie frites-met-tartaarsaus gooide danig roet in het eten voor mij bij The War On Drugs. Want dat was toch wel een bijzonder fraai concert, met hier en daar een bijna onzichtbaar gastrolletje van ex-bandlid Kurt Vile. Frontman Adam Granduciel had de geest en speelde met zijn band de ene geweldige song na de andere. Verder zal ik u bepaalde details besparen.
Zaterdag 16 augustus
Al vroeg stond de Britse band Maybeshewill hun instrumentale post-rock vol overgave de Club in te sturen. Ze bleken oprecht geroerd door de aardige opkomst en de enthousiaste reacties van het publiek. Meer dan terechte reacties, want dit was het betere Mogwai-werk. Terwijl een paar vrienden van me zich te goed deden bij de fraaie klanken van BRNS (‘dat was te gek, Leon!) kon ik het toch niet laten om Big Ups weer eens te zien. Natuurlijk moet je deze posthardcore-band in de lijn van Fugazi, The Jesus Lizard, Slint en Black Flag eigenlijk een halve etmaal later op de dag zien, maar ondanks dat was het zeer vermakelijk. Zanger Joe Galarraga is een zot, die spoort niet. Maar het is ook een ongevaarlijke zot. Hij wist niet alleen de microfoonkabel een aantal keer strak om zijn nek te wikkelen, hij floste er ook nog eens zijn bilspleet mee. Ondertussen was het zeer genieten van maniakale tracks als “Justice”, “Goes Black” en “Wool”. Toppertje uit NYC!
Het Canadese PUP speelde daarna ook een niet onverdienstelijke set. De indiepunk klonk fris. Van het Limburgse JFJ zag ik slechts de laatste twee liedjes, maar die waren zeer de moeite waard. Van dit aan Pavement en Wilco refererent gezelschap had ik wel meer willen zien. Na twee liedjes van het noisy Little Trouble Kids had ik meer dan genoeg en zo werd ik de Castello in verleid om onverwachts te genieten van de Britse groep Arthur Beatrice. Hun dromerige pop met The xx- en zelfs Radiohead-trekjes was een aangename ontdekking. Was het door het zwoele dansje van de zangeres dat de drummer zijn basdrum aan gort klopte? Bijzonder om te zien dat het ding vervangen werd terwijl er gewoon doorgespeeld werd.
Bill Callahan viel me enorm mee. Thuis verdwijnt zijn prijsalbum Dream River nogal eens op de achtergrond, maar op het podium van Pukkelpop wist hij me wel bij de kladden te grijpen. Bedeesde, norse songs met genoeg vuiltjes aan de lucht voor menig zonsverduistering. En dan die diepe stem. Het was goed, heel goed. Maar eigenlijk vond ik Jonathan Wilson nog beter. En dan vooral op de momenten dat deze moderne hippie en zijn bandleden lekker los gingen in het psychedelische gejam. Goed!
Wat ik van Fink gezien had was stiekem ook zeer fraai. Met name de begeleiding door de band was subtiel en goed. De posthardcore van Touché Amoré is van bijzonder hoog niveau, vooral op hun laatste album Is Survived By. Ook live stonden ze hun mannetje, ondanks dat hun oudere werk wat meer rechttoerechtaan-hardcore bleek. En het is altijd grappig om te horen dat een zanger met een volle brulzangstem een piepstemmetje blijkt te hebben als ie praat. Red Fang! Wow! Eindelijk weer eens een goeie stonerrockband, eentje die beukt ergens tussen Fu Manchu en Peter Pan Speedrock in. Dit was bijzonder sterk. En met de nodige droge humor.
Omdat ik bij Red Fang bleef staan bangen had ik St. Vincent gemist. Wel was ik op tijd bij het hoofdpodium voor Queens Of The Stone Age. Die speelden een soort Best Of-set, naast veel werkjes van hun laatste album …. Like Clockwork. Natuurlijk kwamen ook de toppers van Songs For The Deaf voorbij, maar ik genoot toch het meest van de tweeluik “Feel Good Hit Of The Summer” en “The Lost Art OF Keeping A Secret”. En “Little Sister”, die had ik ook al lang niet meer gehoord. Helaas was Mark Lanegan niet in de buurt, maar verder was het smikkelen geblazen met Josh Homme en consorten. Met speels gemak pakte ze de wei in. En Portishead ging daar onverwacht nog overheen. Die had ik niet zien aankomen! De sound, de visuals en vooral Beth Gibbons verpletterde iedereen in de overvolle Marquee-tent. Het was subtiel, het was bruut, het was af. Heel, heel mooi. En als klap op de vuurpijl kreeg een vriend van me het drumstokje tegen z’n voorhoofd. Een gat in je kop bij Portishead, wie gelooft dat nou?

4 reacties

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.

Terug naar boven