Op de hoes van zijn debuutplaat kijkt Flip Noorman niet doelbewust raar, het is de aangezichtsverlamming van Bell die er voor zorgt dat de ene helft van zijn gezicht verzakt lijkt. Een beschadiging van de nervux facialis, de aangezichtszenuw, is de oorzaak. Van je zwakte je kracht maken, dat is wat deze singer/songwriter met zijn aandoening Bellse Parese doet, want werkelijk elke recensie van deze cd heeft het erover. Waarna men – en ik ook – gauw overstapt op de muziek. En ook daar wordt eensgezind – en volkomen terecht – over gesproken. Bellse Parese is één van de beste Nederlandstalige platen van de afgelopen tijd. De tien nummers vormen een amalgaam van weerbarstige rock in de stijl van André Manuels Krang (“Tijd te koop”, “Alles van waarde”) of zelfs Tom Waits (“Ik heb de macht”) tot vervreemdende kleinkunst (“Plafond”, “Vogels zonder vleugel”) zoals we die van Eefje de Visser kennen. Maar we horen ook archetypische rootsmuziek (“Langzaam”) en jazzy geluiden voorbij komen (“Wie is de koe”). Flip Noormans teksten hebben soms last van rijmdwang, maar zijn beelden en vergelijkingen zijn mooi en origineel. André Manuel kijkt ook daar om de hoek: “Ga het bos in met een stropdas om je nek / Zodat de kraaien weten: die hangt niet voor gek” (uit “Tijd te koop”).
mij=Bastaard Platen
En Flip Noorman wint de Wim Sonneveldprijs op het Amsterdams Kleinkunstfestival.