Ik. Ik zit. Verbijsterd. Verbouwereerd. Van de kaart. Van de leg. Steeds weer. Hoe. Krijg. Hoe krijg je het voor elkaar. Was het binnen een jaar. Nee, het was korter. In een vloek en een zucht lijkt het wel. Tot twee keer toe lukt het om me – ware ik een kip – compleet van de leg te brengen. Alles. Alles staat stil. Niets beweegt, hoe zeer ze ook zijn best lijkt doen. Ik beweeg. De rest staat stil. Het is traag. Het lijkt dronken, of broodnuchter. Ik weet het niet. ’s Nachts. ’s Morgens. Bij een liefdevol belegde boterham kaas. Stil. Verdoofd. Onvermurwbaar. Als ik gelovig was, dan geloofde ik in jou. Zonder enig voorbehoud. Op de knieën. Prevelend. Waarom? Waarin? Waarvoor? Niemand snapt het. Ik ook niet. Dodelijk. Etherisch licht zwevend, maar een brok in de keel en zwaar op de maag. Tranentrekkend, onvoorwaardelijk liefdevol. Me van de sokken blazend door stil te staan. Een trein die vertraagt, het rode sein tergt, de paal die voorbij zoeft in een onheilspellend traag tempo. Gaat het goed? Gaat het fout? Het leven in slow motion, terwijl de tranen over mijn wangen biggelen. Moet het zo? Kan het zo? Ja, het moet zo? Ja, het kan zo? Niemand hoeft het te weten. Waarom ook? Waarom zou ik? Het is voor mij! Het is voor mij alleen. Niemand weet er van. Ik ga het ook nooit vertellen. Ik eet het op. Gulzig. Althans, zo lijkt het. Ten opzichte van mijn omgeving lijkt het een flits. Voor mij niet. Het is de ondraagbare lichtheid van het bestaan. Nee, nog lichter. Vluchtiger. Ongrijpbaar. Ondoordringbaar. Onvoorstelbaar. Onaantastbaar. Bloedmooi. Als de dolk door je hart voor de zoveelste keer voor het blok. De val die nooit eindigt. Rillingen van teen tot kruin. Gelukkig maar. Vredig sluit ik mijn ogen. Van binnen kolk ik op onnavolgbare wijze.
mij=Denovali / Cargo
Prachtig stukje… Moest wel gaan luisteren na het lezen… En ben er ook stil van…