Ik hou niet zo van dansen. Laat dat “zo” maar weg trouwens: ik hou niet van dansen. Of van dansmuziek, maar die twee zijn redelijk aan elkaar gerelateerd. Het maximale resultaat dat aan mij te behalen valt als danceproducer is dat mijn rechtervoet beweegt. Dat gebeurt dan meestal ergens halverwege de plaat. Maar het komt zo zelden voor dat ik eigenlijk vergeten ben of mijn rechtervoet het nog doet. Vandaar dat ik dan ook vreemd naar beneden keek toen ik naar de nieuwe cd van Bolchi zat te luisteren. Onze opperdespoot had het namelijk in zijn bolle kop gehaald om mij She op te sturen. En dat is toch echt een dansplaat, zo kwam ik achter. Maar ach, ik keek naar beneden en mijn rechtervoet bewoog. Hij tikte een beetje op de grond. Het was zo rond het tweede nummer, “Jesus is Dead” denk ik. Tikkerdetik. “Kappen nou!” fluisterde ik naar beneden. Maar mijn rechtervoet is gevoelig voor lekkere dreuntjes door mijn kamer, die vergezeld gaan van een mooie, sensuele stem. Tikkerdetik. Bij track vier stopt mijn rechtervoet even. Lien de Greef doet het even akoestisch, maar daarna gaan zowel mijn linker- als mijn rechtervoet stevig te keer. Linkervoet, wat doe je nu? Tikkerdetik. En dan, opeens, is het na “City Trippin'” afgelopen. Ik weet niet wat het is, maar de chemie is uit de plaat verdwenen en mijn voeten doen weer normaal. Fijn voor mijn voeten. Minder fijn voor mij, want de rest van de plaat kabbelt wat verder om pas zes nummers later piepend en krakend tot stilstand te komen met een nummer dat ik nooit meer wil horen. Tragisch.