Het gaat erg goed met de Noorse band Datarock. De afgelopen twee jaar speelden ze zo’n 500 shows verspreid over de hele wereld, en hun muziek werd voor allerlei computerspellen en reclames gebruikt. “Als een Argentijns biermerk het nummer ‘princess, you’re a princess, you got the ass of a prince’ wil gebruiken voor hun reclame kan ik daar alleen maar om lachen”, aldus zanger Fredrik Saroea. Als mensen zo de muziek te horen krijgen en naar de live shows komen is het allemaal prima. Mensen kopen immers toch bijna geen cd’s meer. Al weet ik niet of hij dit nu grappig bedoelt want binnenkort komt wel het nieuwe album genaamd Red uit.
Met hun rode trainingspakken, zonnebrillen en teksten zou je Datarock in eerste instantie niet erg serieus nemen. Ze liegen er dan ook niet om dat ze wel degelijk spelen met het concept van een image. Ook het feit dat Datarock op de meeste foto’s als duo is afgebeeld hoort hierbij. “Ik ben eigenlijk het enige lid wat er altijd is” zegt Saroea. Verder wisselt de band telkens van opstelling, en is het een groot collectief van vrienden. Iedereen die meewerkt, of dit nu op het podium is of achter de schermen, maakt allemaal deel uit van Datarock. Dit netwerk van vrienden blijkt redelijk indrukwekkend, en varieert van Noorse topmuzikanten tot een drummer van Robbie Williams met eigen studio.
mij=Interview: Saskia
De look van rode trainingspakken en zonnebrillen is toevallig, maar komt ook zeker niet zomaar uit het niets. Zanger Fredrik Saroa legt uit: “Van kinds af aan was ik al groot fan van Talking Heads en Devo, en ik vind het erg grappig hoe Talking Heads bijvoorbeeld inspelen op identiteit.” Je hebt er niet veel hersencellen voor nodig om te begrijpen dat hun kleding echt een image is. Ik bedoel, deze jongens komen van de Rhode Island School of Design en woonden in New York City lower east side. In de late jaren 70 zag niemand er zo uit. Iedereen snapt dat het een alter ego is, of dat ze bekrompen fatsoenlijke Amerikaanse burgers proberen te bespotten of zoiets. Dus wat zij deden met hun project was interessant. Ik vond onze persoonlijke identiteit sowieso niet erg boeiend. Maar we konden Devo's image natuurlijk niet kopiëren, en dat van Talking Heads ook niet. We konden ook geen standaard performance act doen waarbij we op het podium in witte kleding verf over elkaar heen zouden spetteren, want dat zou èrg pretentieus zijn.” Dus de band bedacht iets anders, en dit werden de rode trainingspakken. “Ik bedoel, natuurlijk heb je ook wel de Beastie Boys met hun trainingspakken, maar je kunt erin lezen wat je wilt. Het is of gewoon stom of het is grappig.” Ze vroegen een aantal vrienden met een eigen snowboardmerk of ze een aantal gratis pakken konden krijgen voor de 'Fa Fa Fa' video, die gebruikten ze vervolgens voor de persfoto's en op het podium, en zo geschiedde. Deze trainingspakken zijn overigens voor een kleine 120 euro te koop bij de live shows, en het merk Vans brengt binnenkort een Datarockversie van hun rode slip-on schoenen op de markt.
De zonnebrillen zijn weer een heel ander verhaal. Fredrik legt uit dat dit idee bij Yoko Ono vandaan komt. Hij lijkt het niet eens te zijn met het feit dat mensen een hekel aan haar hebben vanwege the Beatles, maar benadrukt dat ze ook een jonge succesvolle kunstenares was. Zij droeg een soortgelijke zonnebril in de late jaren zeventig. “Maar toen las ik dus een interview met één van de rijkste mannen uit Noorwegen, Fred Olsen, waar overigens Mr. Burns van The Simpsons op gebaseerd schijnt te zijn, en die droeg in 2005 nog precies dezelfde zonnebril als Yoko Ono.” Conclusie? Als deze man, die elke soort zonnebril kan kopen, ervoor kiest om dertig jaar later uitgerekend deze zonnebril te dragen, dan moet het wel echt de beste zonnebril in de hele wereld zijn! “Dus ik wilde die ook opnemen in ons image. Gek verhaal, ik denk dat ik dat ook nog nooit ergens verteld heb.”
Zoals duidelijk te merken is wordt Datarock erg beïnvloed door muziek uit de jaren zeventig en tachtig. Fredrik vindt de muziek uit die tijd zeker beter dan tegenwoordig. “Er zijn veel argumenten waaruit blijkt dat het ook echt beter was; de tijdloze, objectieve en complexere kwaliteiten zowel in de inhoud als productie, en ook de muzikale vaardigheden. Maar natuurlijk hebben we ook inspiratie gehaald uit alles wat na 1983 gebeurde. De eerste muziek die ik zelf maakte was in een thrash metalband geïnspireerd door bands als Metallica, Sepultura en Slayer, al was dit ook allemaal eind jaren tachtig. Je kunt al die invloeden niet terughoren in onze huidige muziek maar mijn favoriete artiest is bijvoorbeeld Scott Walker. Voor Datarock is het natuurlijk om inspiratie uit juist de late jaren zeventig vroege jaren tachtig te halen. Wat je ook gaat doen het zal erg worden gevormd door housemuziek uit de jaren 90 en Madchester muziek uit de jaren tachtig. Net zoals toen dat nieuwe ravefenomeen tot stand kwam, dat was echt identiek aan dat wat in Manchester gebeurde in 1988/1989. We zijn ook beïnvloed door alles wat rond 2000 gebeurde, zoals het nummer “House of Jealous Lovers” van The Rapture. We hebben daar nooit direct inspiratie uit gehaald maar onze band kwam tot stand in dezelfde periode. Het nummer “I'm Losing My Edge” van LCD Soundsystem is ook een erg Datarock-ish nummer. Het is erg makkelijk om links te zien tussen Datarock en LCD Soundsystem of The Rapture, !!!, maar ook Hot Hot Heat, The Faint en zelfs The Strokes.”zegt hij. Zijn favoriete band is overigens The Velvet Underground, en het nummer Bulldozer is een regelrecht eerbetoon aan het nummer “Heroine”, maar inderdaad: “Niemand die dat ooit zal merken.” Dat nieuwe ravegebeuren van een paar jaar geleden is overigens wel waar de band een beetje zijn succes aan te danken heeft. Muziekblad NME noemde Datarock namelijk in het allereerste artikel dat zij aan new rave wijdde en vroeg hen mee op de new rave-tour samen met Klaxons en Shitdisco. Echt passend vinden ze dit label niet, maar ook niet storend. Fredrik benadrukt dat er hierdoor meer bands uit interessante landen onder de aandacht werden gebracht, zoals CSS uit Brazilië.
Met het nieuwe album 'Red' is Fredrik erg blij, vooral na het eindeloze touren, dat bestond uit 500 shows in dertig landen. Op een gegeven moment stond de band in een tijdsbestek van twintig uur in zowel Londen, Manchester als Liverpool op het podium. Groot publiek zijn ze wel gewend; zelfs op minder voor de hand liggende plekken zoals Buenos Aires speelde ze maar liefst voor 6000 man, en in Sao Paolo voor 7000 man die alle nummers mee wisten te zingen. Ook de shows in Los Angeles en New York City waren allemaal uitverkocht. Dit is allemaal leuk en aardig, maar zorgde er wel voor dat Datarock amper materiaal had voor een nieuw album. “Je zegt geen nee tegen touren als je zo goed ontvangen wordt door een publiek” zegt Fredrik. Studiotijd is ook nog eens altijd duur. Uiteindelijk ging de band terug naar waar alles begon, dezelfde studio in Bergen, Noorwegen. “Wat er gebeurde was dat tussen de tijd van het eerste en tweede album Bergen ineens een plek werd waar we kwamen om te relaxen. Terwijl Bergen vroeger juist de plek was waar we kwamen om te feesten en muziek te maken.” Dit resulteerde in rustige nummers, wat ook prima was, maar toch wilde de band meer en vertrok naar een studio van een vriend Londen. “Dezelfde energie als die we op het podium hebben kwam daar ineens naar de studio. Dat lukte ons niet thuis in Bergen. In maar een paar dagen namen we zeven nummers op en de eerste single 'Give it Up' is in de achtertuin in maar liefst drie minuten geschreven tijdens het roken van een sigaretje.” De combinatie van rustigere nummers uit Bergen en up-tempo nummers uit Londen zorgde voor een perfect geheel. “Ik denk dat het nieuwe album ook nog eens een perfecte combinatie is van de kern en kwaliteiten van ons eerste album, met dat van onze live shows zonder teveel te veranderen.” aldus Fredrik.
Ondanks dat Datarock erg gefocust is op hun live shows hebben ze ook een aantal nummers dat nooit live te horen zal zijn. Vooral met het debuut album was dit het geval, dus dit nieuwe album was de kans om dit een beetje te veranderen. De nummers die live gespeeld worden moeten lol en plezier uitstralen, want “mensen gaan niet naar een Datarock show om diep na te denken over hun vader's dood of hun vriendinnetje dat hen heeft verlaten.” Zelf luistert Fredrik thuis niet echt naar deze muziek, geeft hij toe, “Het is niet alsof ik new rave op mijn eigen geluidsinstallatie opzet wanneer ik thuis zit”. Het doel is niet per se om popmuziek te maken. Hij geeft niet veel om de popwereld, maar ziet in dat het hun enige optie is om hier toch in geplaatst te worden, want “dancemuziek is popmuziek”. Dit blijkt anders te liggen voor het publiek dat deze nacht in Paradiso rondloopt, want zij zijn allemaal verward op zoek naar een dj. Na afloop geeft Fredrik toe dat het toch wel lastig was om voor het eerst sinds tijden voor een ongeïnteresseerd publiek te staan. “Datarock is een band die echt op de energie van het publiek speelt” zegt hij. Hopelijk zijn ze snel weer terug in Nederland om dit een herkansing te geven, want feestjes bouwen kunnen ze zeker wel.