De mannen van De Dijk hadden al eeltige vingers door het veelvuldig beroeren van hun instrumenten, en Huub van der Lubbe had al een doorleefde, doorrookte stem, nog voordat ik van mijn eerste ademteug had genoten. Nu denk ik zo langzamerhand wel het een en ander meegemaakt te hebben in leven en liefde. Enerzijds bemerk ik dus wel een gevoel van herkenning, zelfs als het gaat over de ‘pijn die ons tezamen bindt’. Of als ik door het soms wat kleurloze centrum van mijn woonplaats loop en kan beamen over deze wereld “misschien is het de jouwe, maar deze wereld, het is de mijne niet”. Maar dat blijft bij vlagen. Daar moet ik qua ervaring mijn meerdere erkennen in De Dijk. Want vaag wordt mijn neus weliswaar geprikkeld door de lucht van verschraald bier en kasteleinszweet, ik grijp zelf iets te vaak naar een roseetje. Ik hoor heel duidelijk de sax en trompet door het album heen schallen, maar weet zelf eigenlijk van toeten noch blazen. Ik voel de melancholie, in de stem van Huub, in de kronkelende bewegingen van de accordeon, en ik spreek bij deze de hoop maar uit er ooit echt over mee te kunnen praten. Brussel is opgenomen in de ICS Studio’s in de Belgische hoofdstad, en de bandleden zeggen zelf veel te hebben gehad aan hun bivak aldaar, het volledig op elkaar aangewezen zijn gedurende het opnameproces. Ik denk dat het eraan af te horen is, aan het warme, solide geluid. De Dijk zit zo vast in elkaar dat er zelfs ruimte is voor experimenten, zoals het Surinaamse kasekolied ‘Mira’. Ik kan niet ontkennen dat dat nummer swingt, maar ook niet het gevoel onderdrukken dat andere muzikanten dat beter kunnen. No offense dus, maar ik houd het bij het oer-Hollandse geluid van bijvoorbeeld “Mooier dan nu”.
mij=Universal