Eurosonic Noorderslag. Het jaarlijkse feestje in Groningen. Vier dagen lang uitzoeken welke bandjes hip gaan worden, in kroegen die eigenlijk te klein zijn voor de bands die er spelen. Maar wees eerlijk, dat is de charme van Eurosonic Noorderslag, het festival waar je het zweet van de hardwerkende muzikant nog kunt ruiken. Je struikelt er ook over de bandjes. Wachtend in de stationsrestauratie op fotograaf Dennis worden we al verrast op een optreden van Landmark 105. De puike, op americana gestoelde muziek van Liesbet Scholte is een mooie aftrap van Eurosonic. En terwijl we onze polsbandjes ophalen komen we al een van onze favorieten tegen, Honig. Maar die is ook niet te vermijden, want hij speelt drie keer op Eurosonic.
mij=Door Gr.R. Foto's: Dennis
Het “echte” festival begint voor ons met Monica Heldal. Heldal is een jonge Noorse van net 21, maar dat zou je op het eerste gezicht niet zeggen. Ze straalt professionaliteit uit die al een degelijke carrière doet vermoeden. Ze is een bijzonder bekwaam gitariste en songschrijfster die zich ook nummers van andere artiesten eigen kan maken. Haar versie van Jackson Browne's “Something Fine” is zo natuurlijk dat het niet opvalt als een cover. Dat geldt ook voor Led Zeppelin's “That’s the way”. Als de band op stoom raakt moeten we zo af en toe aan Texas denken, in de goede begintijd.
Ook jong zijn de zussen Jófríður en Ásthildur van het IJslandse Pascal Pinon. Maar zij stralen het wel uit. De dames lijken amper zestien en verdwijnen bijna achter de imposante instrumenten voor ze. Pascal Pinon speelt echter al een jaar of vier en de dames schreven de al nummers toen ze amper tieners waren. De dames spelen neofolk, met rudimentaire gitaar en toetsenlijntjes en teksten over alles dat tieners bezig houdt. Over Kanye West, bijvoorbeeld. Zangeres Jófríður, heeft, zoals vele IJslandse zangeressen goed naar Björk geluisterd, maar dat kan ook het IJslandse accent zijn. Probleem alleen is dat de dames een overdosis schattigheid uitstralen die mij, naar het eind toe, wat teveel wordt. Maar ik ben een van de weinig, want het is goed druk bij Pascal Pinon.
Het contrast met Raketkanon kon haast niet groter zijn. Hier is alle schattigheid wegbezuinigd en de band gaat tekeer als een dolle. Goede, in een Melvinsgeluid gemarineerde rock, aangevoerd door een bezeten zanger, die aan het podium niet genoeg heeft en regelmatig in de zaal staat te brullen. Een ferme duik op het drumstel kondigt ook meteen het einde van het optreden aan.
Waarna we weer tot rust kunnen komen bij Asgeir Trausti. Trausti, wederom uit IJsland is nog maar amper twintig, maar weer zou je het niet zeggen. Net zoals Heldal eerder op de avond, straalt Trausti ervaring die een lange carrière doet vermoeden. En dat terwijl zijn debuutplaat nog maar een half jaar uit is. Trausti zingt nog in het IJslands, maar John Grant heeft al aangeboden om te helpen met de Engelse teksten. Asgeir zingt erg hoog en dat doet al snel aan een Jeff Buckley denken, maar heeft genoeg eigen karakter in de stem. En ook als, na een begin waarin Traustie solo speelt de band invalt, blijft er genoeg rust in de nummers. Typisch gevalletje Spiegeltent op Haldern zeggen we dan.
En daar heeft het Griekse Baby Guru weer niks te zoeken. Daar is het krautrock wat de klok slaat. En dat in een powerrock bezetting van (distorted) bass, drum en een batterij aan vintage toetsen. En daar weten ze een degelijk geluid mee neer te zetten. Want de basis is degelijke rock, met hier en daar zelfs punkinvloeden en daaroverheen giert de toetsenist. Het een en ander is zelfs behoorlijk dansbaar!
Eva & Manu. Komen uit Finland. Althans. Zo staat het in de bandbio van Eurosonic. Maar, alleen Eva komt uit Finland, Manu komt uit Frankrijk en ze hebben elkaar ontmoet in Boston. Wereldburgers dus en dat hoor je in de muziek weer terug. De band reist de hele wereld rond, soms als seizoensarbeiders, in de ruil voor onderdak en schrijft hun nummers als ze onderweg zijn. Ze zingen er veel over. De band is dolenthousiast, blij met alle aandacht en deelt dat ook, ondertussen ook plaagstootjes aan elkaar uitdelend. Door de combinatie van de donkere stem van Manu en de lichte heldere stem van Eva, moeten we zo af en toe aan The Swell Season denken, al is het werk van Eva & Manu veel minder zoetsappig. En het wordt helemaal leuk als Eva, aan het eind van het optreden, een puik stukje mondtrompet weggeeft. Hier staat een ijzersterke band te spelen.
Ook ijzersterk zijn Dutch Uncles. Die zagen we eerder op Walk The Line in Den Haag en de band is aanmerkelijk gegroeid. Oké, ze zien er nog steeds uit als een stelletje wiskundigen en ze spelen nog steeds in maatsoorten die je behoorlijk voor moet kunnen tellen, maar vooral het nieuwe werk, hun nieuwe plaat staat op punt van uitkomen, is veel toegankelijker. Nog steeds mathpop, maar het touren heeft de band hechter gemaakt en de band is nog dansbaarder. Dat bewijst ook zanger Duncan Wallis, die lijkt op een jonge Ruud van Nistelrooij, maar dan met het voetenwerk van Van Persie. Hij heeft aan een halve vierkante meter, achter zijn piano, voldoende voor de meest ingewikkelde moves. Dutch Uncles is tegenwoordig minder XTC en meer Talking Heads. Ga dat zien, deze zomer!
Als Fenster het podium betreedt, dan gaat de discussie meteen over de naam. En de bril van bassiste JJ Weihl. Want daar zit me een partij glas in, daar kan zij zich behoorlijk achter verschuilen. Maar fotograaf Dennis vond het wel wat hebben. Maar er is wel meer vreemd aan Fenster. Net als Eva & Manu is het een wereldband, met bandleden uit Duitsland, de VS, Griekenland en Frankrijk en ze wisselen minimale pop af met wat minder toegankelijke exercities. En dat doen ze goed! Nemen we die bril maar op de koop toe.
Brillen zien we niet bij Pipes and Pints. Is ook onverstandig. Want op het podium staat een volgetatoeëerde band inclusief een doedelzak. Een keer raden wat we krijgen? Juist. Punkfolk in de beste Flogging Mollytradities. Maar dit keer uit Tsjechië! Het is recht voor zijn raap, met een stuiterende zanger, die iedereen persoonlijk even aankijkt, alleen blijkt de doedelzak slecht te versterken, waardoor hij niet goed boven de razende gitaar uitkomt en de punk van Pipes and Pints live al snel eenvormig wordt.
Eenvormigheid, daar heeft Rangleklods, uit Denemarken – hey, dat land hadden we nog niet gehad vandaag – geen last van. Volgens de bandbio zijn ze met zijn vieren, maar op het podium staan er maar twee: Espen Andersen en Pernille Smith-Sivertsen. En dat is meer van voldoende. Rangleklods is eigenlijk een soloproject van Andersen, maar alleen kan hij zijn elektronica met gitaren niet op het podium brengen. En tegen de charmante verschijning van Smith-Sivertsen zeggen wij ook geen nee. Sterk punt van Rangleklods is de stem van Andersen die een beetje aan Bowie is zijn beste dagen doet denken. De muzikale ondersteuning is uiterst modern, met zelfs een soort van thereminachtig apparaat dat er niet uitziet als een theremin, maar wel hetzelfde effect heeft. Andersen en Smith-Sivertsen wisselen de instrumenten constant uit en daar waar traditionele instrumenten niet voldoen ligt er een tafel vol elektronica. Dat zorgt voor een voller geluid dan op de plaat en dat komt de dansbaarheid ten goede.
Negen bands uit acht landen, met leden uit tien verschillende landen, waarvan slechts eentje van buiten Europa. U snapt meteen de Euro in Eurosonic. Wij in ieder geval wel en als we naar het programma voor de komende dagen kijken, dan loopt de teller alleen maar op. En als deze eerste dag een indicatie is voor de rest, dan wordt het alleen nog maar beter…
Altijd leuk om te lezen welke bands ik allemaal niet gezien heb tijdens Eurosonic. Die blijken achteraf vaak leuker dan de bands die ik wel gezien heb.
Altijd leuk om te lezen welke bands ik allemaal niet gezien heb tijdens Eurosonic. Die blijken achteraf vaak leuker dan de bands die ik wel gezien heb.
John wie? 😉