We hadden goede voornemens: de organisatie van FabrIQ en ik. Normaliter zijn die voornemens er om een voornemen te blijven, maar in dit geval gaat het anders uitvallen. FabrIQ was toe aan de 2011-versie, de tweede in haar geschiedenis. De kinderziektes waren eruit: het eten was goed overdacht en het irritante geloop in en uit de zalen werd beperkt. Dat laatste liet me al een zucht van verlichting slaken nog voordat het festival goed en wel begonnen was. Een artiest kiezen en er blijven zitten, dat betekent keuzes maken en verder niet zeuren als je iets mist.
Zo begon mijn dag qua optredens bij Lars Ludvig Löfgren in de Grote Zaal van de Verkadefabriek. Ik moest lachen om deze Zweedse zanger/gitarist. Om zijn niet klein uitgevallen voeten die grappig bewogen, vooral bij het aankondigen en het starten van een nummer. Het Bossche publiek had zich kennelijk wat laat uit bed gehesen, maar langzaam druppelden de mensen binnen. Het vijftal stoorde zich er niet aan. Muzikaal was het allemaal echter niet vernieuwend. Wat ze brachten was R.E.M. meets Ryan Adams meets Friska Viljor meets Elvis Costello. Aanvankelijk was ik me nog aan het afvragen wat ik ervan vond, maar de grote schare voortijdige zaalverlaters had daar al geen geduld meer voor. Vooral de drie gitaristen waren ook hen vermoedelijk wat teveel van het goede. Hun geluidsmuur was niet zozeer stevig, maar wel een die alle finesse eruit haalde. Met wat solo’s werd nog geprobeerd dit te verbloemen, maar meer dan ‘wel aardig’ kan ik er niet van maken, hoe sympathiek de Zweden ook overkwamen.
mij=door: Ewie
Hierna bezocht ik in dezelfde zaal een optreden van de Duitser Nils Frahm. Ik stond blanco tegenover hem. Hij is een pianist, meer wist ik ook niet. Die piano stond er inderdaad, al was het een digitale met een apart elektronisch klavier. De sfeer was gemaakt met wierook, althans daar hield ik het op. Frahm weet hoe je publiek moet onderhouden, zijn korte contacten met het publiek waren innemend, maar wat het meeste opviel aan zijn optreden was dat hij niet zong. Frahms schetsen c.q. liedjes gaven me het gevoel alsof ik naar filmmuziek aan het luisteren was. Melancholisch, romantisch, de klanken dwarrelden alle kanten op. Frahm ging er helemaal in op. Een enkeling verliet de zaal, maar het merendeel hield zich muisstil. Zelden heb ik een zaal zo geconcentreerd meegemaakt, al was er iemand met enig gesnurk in slaap gevallen. De grote rij na afloop bij de verkoop van zijn albums maakten het duidelijk: dit was bijzonder geweest.
Dan maken we de oversteek naar de Kleine Zaal. In de geinig met platen en hoezen aangeklede zaal speelt het folkduo Sea Of Bees. De belangrijkste rol is voor Julia Ann Baezinger. Ze lijkt verlegen, maar ik heb de indruk dat het gespeeld is. Vóór elk nummer vertelt ze het waarom van het liedje, waarna de twee het nummer met gitaar spelen en Julia Ann de hoogte in mag met haar stem. Het is allemaal best oké, maar na een vijftal liedjes weet ik het wel. Tijd om hier een punt te zetten. Ondanks mijn goede voornemens vlucht ik weg naar een ander optreden.
Dit andere optreden in de Grote Zaal is van Sleep Party People, maar het duurt even voor we de zaal in mogen. Handig: heb ik even tijd om een blik te werpen op de aanwezige kunst, zoals allerlei filmpjes die op tv-toestellen in een loop draaien. Ik was er niet opgekomen om een hond met tijgervel te gaan filmen. Als we dan eindelijk Sleep Party People kunnen gaan bekijken, dan blijkt na de soundcheck het vijftal plots konijnmaskers op te hebben. 'Je moet wat om op te vallen', bedenk ik me nog, maar aanvankelijk is het best te verteren. Na een aantal nummers begint mij de badkuip-achtige sound die het midden houdt tussen Air, Flaming Lips, Kraftwerk en -sorry- Phil Collins “In The Air Tonight”, te irriteren. Sleep Party People is een band die helemaal in zichzelf opgaat en ik snak naar een stem die eens niet vervormd wordt. De basis is het keyboard (drie man sterk), verder is er de echoënde drum en daaroverheen klinkt een gitaar die veel te scherp klinkt. Ik heb de indruk dat dit vijftal Denen kansen laat liggen en daar hou ik dus niet van.
Tijd om de Verkadefabriek te verlaten en de weg over te steken naar het poppodium W2 voor het avondprogramma. Hier speelt Cloud Nothings inmiddels. Live is het zelfs net wat beter aangezet dan op het debuutalbum. De garagerock met indie-invloeden vormt de energie waar ik écht even behoefte aan had. Dat de band net voor het podium speelt en daardoor niet zo goed te zien is, dat is misschien jammer, maar dat de heren nog wat teveel in zichzelf gekeerd zijn, had ook op het podium niet gemaakt dat het dak eraf ging. Verder hoor je mij niet klagen. Het was een heerlijk halfuur raggen. Geef Cloud Nothings de tijd, en ik denk dat het allemaal wel goed komt.
Hierna komt Tu Fawning uit Portland. Dit viertal rond zangeres Corrina Repp en Joe Haege weet vanaf het begin te verrassen. Dat komt door hun poppy mix van folk, new wave en indie, maar ook door de verrassende instrumentkeuze (viool! trompet!). Ook is er afwisseling genoeg, verloopt de instrumentwissel tussendoor vlotjes en worden er grenzen verzet om iets te doen wat nog niet eerder is gedaan. Ik word bevangen door de prachtige stem van Repp en laat me graag meevoeren in het avontuur dat Tu Fawning heet. Eindelijk eens een band die weet dat er publiek staat. Hier gaan we nog meer van horen. Lowlands dit jaar, misschien?
Een hele dag muziek verdient aan het eind een stevige punt en die mag het Canadese Suuns zetten. In eerste instantie slaat de irritatie toe, want WAT STAAT HET GELUID -en dan vooral het keyboard- HARD!! Ik heb voor het eerst spijt dat mijn oordoppen thuis liggen. Alles went echter en als ik eenmaal ben opgezogen door de mix van shoegaze en psychedelica, valt mijn mond open van verbazing. Wat een ongelooflijk prachtige portie herrie is dit! Shoegaze is het en shoegaze blijft het, maar Suuns speelt knap leentjebuur bij de post-rock en glamrock. Wat vooral een bijzondere laag geeft, is het eerder genoemde keyboard, ondanks het volume. Het totaalgeluid is echter verrassend en uniek. Ik ken althans geen evenknie.
Met deze sublieme afsluiter is FabrIQ 2011 een eigenzinnig festival geworden dat niet eenvormig is en dat de mosterd zoekt buiten de gebaande paden. Alle thuisblijvers hadden ongelijk, al denk ik dat de organisatie tevreden mag zijn met de opkomst. Volgend jaar zal er ongetwijfeld een nieuw festival komen met weer nieuwe (onbekendere) namen. Laat Brabant nu maar langzaam warmlopen voor dat vreselijke carnaval; dat er ook een andere -en betere- wereld is, dat is bewezen.
4 reacties