Ruim op tijd ben ik in de Spiegeltent aanwezig voor mijn muze van het moment (geen angst, ik verslijt muzes erg snel) Wendy McNeill. Met een stralende lach en groet komt ze alleen op, om middels een voetpedaal haar eigen stem te samplen en als backing in te zetten. Heb ik volgens mij KT Tunstall ook eens zien doen bij een Later with Jools Holland-uitzending en ik vind het een zeer geslaagd idee. Zo’n ding heet een loop pedal trouwens, leer ik van het internet. Medeartiesten worden op het podium toegevoegd en dieper inzicht in wat Ms McNeill drijft wordt gegeven. Het dichtstbij qua geluid komt ze volgens mijn ingebakken vergelijkingsmachine met een boosaardige zus van Alela Diane. Boosaardig is misschien niet het goede woord. Ik vind het in ieder geval een prachtig begin van de vrijdag te Haldern, en als “Such a Common Bird” voorbijkomt, neem ik me voor het eerst dit festival voor om van deze dame een cd te bemachtigen.
mij=Door: Andrew. Foto's: Maks
Iets compleet anders dan het bevallige meisje in de Spiegeltent is de powerrock van Triggerfinger. Deze drie Belgen ademen rock & roll en nemen zonder enige moeite de hele mainstage over om het toegestroomde publiek te teisteren. Een heftigere openingsact en tevens inwijding van het hoofdpodium is naar mijn mening moeilijk te vinden! De zon breekt door en voor het podium is goed te zien hoe het opvallend veelzijdige Haldern-publiek smult van het dreunend geweld. De uitzinnige rockers die samen Triggerfinger vormen sturen moeiteloos af op een geweldige finale, Ruben beklimt nog diverse stukken podia en zijn geluidskit, en zijn collega's rammen de rest er door. Het opgezweepte publiek wordt snakkend naar meer achtergelaten.
Met een kordaat 'Hallo!' neemt Detroit Social Club deze uitdaging aan, en gooit deze band hun repertoire in de strijd. Ik moet zeggen dat na het donderend geweld van de bezeten Belgen zonet deze band wel een beetje dun klinkt. Goed, het kan komen doordat ik ze ook al eens in Paradiso gezien heb, en dat was een zaal en dit buiten, maar nee. De voorgaande act had 'het' gewoon wél. Ik mis gewoon iets dat me pakt bij deze Engelsen, en daar had ik de vorige keer dat ik ze mee mocht maken ook last van. Zelfs (toegegeven) mooie nummers als bijvoorbeeld “Black and White” redden de band niet, en ik vertrek naar Fyfe Dangerfield. De Guillemots-voorman, vandaag solo, heeft een stralende lach en is zichtbaar gelukkig om op te treden in de volle spiegeltent. Ik ben ook gelukkig, want stands met bladmuziek doen me wel wat en het is werkelijk muisstil als Fyfe eerst alleen speelt, en later met aanvullend vioolgeweld wordt bijgestaan. Fyfe heeft alles onder controle hier, en de Spiegeltent geniet met volle teugen!
Helaas moet ik vroeg vertrekken, dat vraagteken op de (toch al uitmuntende) mainstage-programmering maakte me té nieuwsgierig. Dit ging ik dus niet missen, en opheldering wordt gegeven in de persoon van Philipp Poisel en zijn band. 'Hallo, wir sind die Überraschungsact!', zo klinkt het. Deze in Duitsland wereldberoemde singer-songwriter uit Stuttgart maakt wat mij betreft een zomerklapper. Dit is waar het om gaat: zonnetje schijnt, het bier vloeit, van het meezingend en klappend publiek is werkelijk iedereen barstensvol vreugde en vrolijkheid. Dit is fijn, dit is Haldern. Cliché of overdreven? Nee! Niet hier, niet nu, en het publiek zingt alle nummers mee.
Rox is compleet iets anders: nieuwe verschijning, heel ander genre. De veelzijdige Haldern-programmering laat weer zien waartoe zij in staat is. Deze door soul, reggae, pop, R&B, you name it beïnvloede dame komt compleet met dedicated achtergrondzangers op (leuke pasjes trouwens) en laat het publiek dansen van voor tot achter. Er komt het nodige muzikaal geweld voorbij, waaronder een compleet verreggaeficeerde (nieuw woord, zeg het voort!) versie van Fleetwood Mac's “Dreams” ('my favourite song', zo roept Rox nog) tot een gospel/Beatles-hommage, en natuurlijk Rox's eigen single. Deze dame weet goed hoe ze het publiek, de vele fotografen en uiteraard de mensen van Rockpalast volledig op haar hand krijgt, zo blijkt het, en schroomt zicht daar niet voor. De mainstage Halderners vinden het geweldig, en het applaus is dan ook hard en lang bij haar afscheid.
Nu Delphic, dat snel en zeker inzet voor een naadloos begin, waarin meteen de hit “Doubt” zit verwerkt. Deze goedgeoliede electromachine laat ogenschijnlijk zonder enige moeite daverend geweld los op allen die voor de main stage zijn komen staan. Het is drukker en drukker geworden op het grote veld, terwijl ik er nog een espresso pak. Een hele set trek ik niet van deze Engelse alternative dance act en zo komt het dan ook dat ik het hoofdveld verlaat en nog een stukje mee krijg van Post War Years, maar daar lonkt al Marcus Mumford, en de verdere leden van Mumford and Sons.
Wat er nu gebeurt is een nieuwe Haldern Pop-ervaring voor mij. Het hoofdveld is van voor tot achter vol! De zijkanten zijn vol! Het is totaal áfgeladen en voor het podium komen is er niet meer bij. Waar vorig jaar deze mannen de Spiegeltent deden schudden, staan ze vandaag op de main stage met een stevige mix van nieuw en ouder werk, en wát een optreden! Iedereen die op het veld staat springt, danst, zingt mee, juicht. Haldern heeft zojuist een nieuw hoogtepunt bereikt, en het is niet te beschrijven hoe geweldig dit is; woorden schieten werkelijk tekort. Het is zo druk dat ik me er hardop over verbaas, en vlug m'n camera trek om opnames te maken van de menigte, maar ik voel me geen moment vervelend. Dit is geweldig, en ik ben omringd door gelukkige mensen die het even geweldig vinden. Rest me slechts om op te merken dat mochten de Sons volgend jaar weer Haldern aandoen, de organisatie moet zorgen voor extra ruimte in op het veld of gewoon extra veld!
Supercollegiaal door Mumford and Sons al geprezen: Beirut neemt plaats op het mainstage podium. Het Haldern-publiek laat alweer zien hoe veelzijdig het is: muziek van deze band is wederom anders dan alles wat vandaag de revue heeft mogen passeren, en hoewel het niet iets voor mij is, kan ik niet anders dan opmerken dat het wél iets is voor het nog altijd afgeladen veld. Er wordt gedanst en een sympathiek applaus weerklinkt als een technisch issue de band berooft van de helft van de instrumenten. 'We seem to have lost our piano…', zo merkt Zach Condon kurkdroog op, en zodra dit opgelost is volgt er dankbaar gejuich. Goed, ik ben blijkbaar ondankbaar, want ik ben al onderweg naar de spiegeltent.
Hier is Daniel Benjamin bezig met wat een compleet optreden lijkt, maar in werkelijkheid gelukkig slechts een soundcheck is. Ik had me voorgenomen om hier bij te zijn omdat ik twijfels had geuit in mijn voorpret-artikel, en ik ben er. En heb nog altijd twijfel. Daniel en band kunnen spelen, dat is het niet. Ik denk dat ze gewoon er nog niet uit zijn wát ze willen spelen. Instrumentaal? Zachte singer-songwriter liedjes? Keihard ADD-geweld om op de grond te spartelen en het publiek in te duiken? Het komt allemaal voorbij. Dat publiek induiken is geen grapje by the way, hij had me bijna met z'n voet! Maar de uitkomst van dit alles? Ik weet het niet, en het is te laat voor een doortastend oordeel mijnerzijds. Ik veeg het water van mijn gezicht en ga op zoek naar mijn auto. Zo eindigt Haldern vrijdag, met als yay…. Philipp Poisel (ja, je leest het goed, ik laat hem winnen van het waanzinnige optreden van Mumford and Sons in het kader van de Haldern-spirit) en als nay Detroit Social Club.