Naar verluidt was het aantal bezoekers bij de tweede editie van het Heartland Festival in de Metropool in Hengelo verdubbeld ten opzichte van de eerste editie vorig jaar. En dat terwijl de opzet hetzelfde was: twee zalen en het café waren een avondlang gevuld met Americana-acts van zo verschillend mogelijk pluimage. Het randgebeuren bestond uit een platenbeurs, een kapper die een klassieke barbershop runt en een goede Amerikaanse barbecue (die dan wel weer erg weinig serveerde tegen wel erg stevige prijzen). Vuurkorven gaven de rokers buiten een beetje warmte en het bier stroomde rijkelijk.
Maar iets was er wel veranderd: de nadruk lag dit jaar op blues en stoere mannenrock en zocht maar zelden de rafelranden van Americana op. Neem nou opener Yorick van Norden. Een paar jaar geleden scoorde hij een hit als voorman van The Hype, nu probeert hij het onder zijn eigen naam met vrolijke, maar veilige popliedjes, leunend op ietwat brave Americana en stevig knipogend naar The Beatles. Prima voor in een café, terwijl de bezoekers langzamerhand binnenlopen, en daar stond hij dan ook geprogrammeerd.
mij=Door: DubbelMono. Foto’s: Storm
In de grote zaal speelde als eerste meestergitarist Matt Andersen. Hij is een charismatische en imposante figuur die, ondanks zijn schijnbare logheid, een vingervlugge fingerpicking bluesstijl beheerst. Hij heeft een rauwe en volle stem en zijn gitaartechniek is even imponerend als zijn gestalte. Tussen het ruige bluesgitaargeweld weet hij ook nog indruk te maken met fragiele liedjes als “Coalminer’s Blues” en een overdonderende versie van “Ain’t No Sunshine”.
The Cannonball Johnsons hebben vervolgens de mazzel dat ze in het café spelen op het moment dat een groot deel van de bezoekers de daarnaast geplaatste barbecue opzoekt. Dat levert ze veel publiek op en de burgers, cajun-style kip en Louisiana pork gaan prima samen met de bluegrass en folk van deze Leidenaren.
De betoverende Gemma Ray was misschien wel het hoogtepunt van Heartland 2015. De Engelse zette een sfeervolle, bij tijd en wijle duistere set neer. Ze is niet bang om traditionele songstructuren overboord te gooien en doet daarmee een beroep op de aandacht van het publiek. Wat voor sommigen teveel is, zodat ze zowaar een keer flink uitvalt naar dat deel van het publiek dat, ondanks dat ze vlak voor het podium staan, overal dwars doorheen kakelt. Voor haar gothic country of country-noir heeft ze alleen haar gitaar en een ondersteunende drummer (die ook de toetsen doet) nodig. Hoogtepunt van haar optreden is “Ghost on the Highway” van The Gun Club.
De stap naar de traditionele, op southern rock geschoeide band van Kevn Kinney, Drivin’ N’ Cryin’, is dan groot. Hoewel ze een grote fanschare op de been weten te brengen, is de stoere mannen rock ‘n’ roll niet aan iedereen besteed. Het kwartet bestaat uit vakmannen en de stem van Kevn Kinney kan nog steeds indrukwekkend klinken, maar komt soms wel erg belegen over.
Intussen is op het kleine podium in het café Johnny Dowd gaan zitten. De breekbaar ogende voormalige verhuizer opent met het titelnummer van zijn laatste plaat, “That’s Your Wife On The Back of My Horse”. Begeleid door gitarist Mike Anderson en een ritmebox die net zo kraakt als zijn stem, maakt hij het publiek het niet makkelijk. ZIjn laatste plaat staat vol experimentele, met dance en industrial flirtende folk en dat geluid beheerst ook dit optreden. Na drie kwartier is het café grotendeels leeggespeelt. Toch, als je je door de duistere stem en het elementaire gitaarspel mee laat voeren, speelt Johnny Dowd een intrigerende show. Origineel, intens en zelfs grappig.
De zelfbenoemde dirty old one man band Sott H. Biram heeft een geluidsman die even niet oplette. Het volume jaagt een deel van het publiek weg, maar zij die blijven krijgen als hoogtepunt een hommage aan Muddy Waters te horen, die op dezelfde datum geboren blijkt als de bebaarde blueslawaaimaker Scott Biram. Basale blues en folk gaan bij hem een huwelijk aan met een soort eenmans-Motörhead-geluid.
De terugkeer van T99 na een afwezigheid van vijf jaar, wordt door veel mensen enthousiast meegevierd. De fanastische instrumentalisten laten horen dat ze ondanks die hiatus nog steeds één van de beste rootsbands van Nederland zijn. De alleskunners maken er een feestje van, ook al zijn ze nog niet helemaal op elkaar ingespeeld, getuige de scheve blikken die er soms onderling uitgewisseld worden.
Seb Black is dan al begonnen met zijn optreden op het cafépodium. De kale producer en platenbaas Seb Black klinkt als Tom Waits, maar mist helaas diens geweldige songmateriaal. Wel speelt hij een afwisselende set, waarin hij soms lijkt te willen klinken als G-Love, rap en blues mengend.
De kleine zaal wordt afgesloten door Miraculous Mule. Het powertrio zet een geweldige en spijkerharde groove neer. Overdonderend als Cream en waar nodig puntig als Therapy?spelen ze een set loeistrakke songs. Enige minpunt is dat ze soms wel erg perfect klinken en hier en daar eenvormigheid op de loer ligt.
De afsluiters van het festival zijn de bluegrass rednecks van The Hackensaw Boys. Wat je ook van ze vindt, de vijf op een rij spelende muzikanten kunnen allemaal zingen, beheersen hun instrumenten en weten met banjo, fiddle, gitaar en percussie een feestje neer te zetten dat net niet ontaardt in carnaval. Met een slok op – en het publiek wist van innemen – een feest dat nog erg lang had door kunnen gaan. Minstens tot de derde editie van het Heartland Festival in 2016.
Mooie recensie!
Intens genoten van concerten Yorick van Norden en Drivin’ ‘n’ Cryin’! We hebben blijkbaar erg verschillende oren!