Eerlijk is eerlijk: de grootste verrassing op Hawk is het feit dat Isobel Campbell en Mark Lanegan een derde in hun sublieme samenwerking hebben opgenomen. Willy Mason is de gelukkige, een singer/songwriter uit de club rond Conor Oberst. Zijn achtergrondvocalen zijn prima in orde, maar vormen niet de hoofdmoot van Hawk. Want na de prachtige albums Ballad of the Broken Seas en Sunday At Devil Dirt hebben Campbell en Lanegan in grosso modo dezelfde stijl een nieuwe plaat afgeleverd. Eentje die zeker zo goed gelukt is als hun vorige collaboraties. Hun combinatie van georkestreerde pop, country, folk en lichte jazz is niet uniek, maar wel bijzonder. Uiteraard met dank aan hun beider stemmen: het pastorale van de voormalige Belle & Sebastian-zangeres en de grote-stadsgrom van de voorman van The Screaming Trees. En ja, dan doe je zo je best en mislukt het toch: ik moet Nancy & Lee noemen, want het beste nummer van Hawk is “Come Undone”, dat zomaar uitgevoerd hadden kunnen worden door Nancy Sinatra en de betreurde Lee Hazlewood. (Het orgeltje dat hier even opklinkt is werkelijk tranentrekkend.) En dan heb ik nog niet eens de Townes van Zandt-cover “Snake Song” en het Dylaneske “Get Behind Me” genoemd. (Zelfs Captain Beefheart komt nog even om de hoek kijken in de titeltrack.) Maar ook zonder deze niet te vermijden associaties vormen Isobel Campbell en Mark Lanegan op eigen kracht en kunst een groots duo dat een briljante en tijdloze vorm gevonden heeft voor liedjes vol bitterheid, melancholie en droefenis. Prachtig.
mij=Vanguard / V2