Een cd met slechts één instrumentaal nummer van bijna veertig minuten, dat gedomineerd wordt door akoestische gitaar en piano: dan heb je aan mij geen kind meer. Amerikaanse jazz-improvisator Jim O’Rourke schotelt het me voor, en het is voor mij meteen de eerste kennismaking met zijn muziek. Nou ben ik niet ‘s werelds grootste liefhebber van jazz, vooral omdat ik al snel vind dat al dat geïmproviseer uiteindelijk helemaal nergens toe leidt, en dat geldt in zekere mate ook voor The Visitor. Want de compositie is weliswaar constant aan verandering onderhevig, alsof je door een caleidoscoop kijkt, maar een echte lijn of ontwikkeling kon ik er niet in herkennen. Moet dat dan? Nou, om muziek te laten beklijven is een beetje structuur toch wel aan te raden. Zoals de muziek nu is, is het heerlijk om naar te luisteren, maar valt het ook als water onder een warme douche langs je af. Maar eerlijk is eerlijk: het voelt zalig zolang je er onder staat. O’Rourke heeft het geheel zelf in de studio in elkaar geknutseld, en toont zich een bescheiden meester op veel instrumenten. Virtuoos wordt het nergens, smaakvol en creatief is het vanaf de eerste tot de laatste seconde. Stylistisch stuitert het geval alle kanten op, langs bluegrass banjo, Gershwin-melodieën en Oldfield-achtige gitaartokkels. Nou deed Lars Horntveth eerder dit jaar iets soortgelijks, maar die hield in eenzelfde tijdsbestek de boog toch wel beter gespannen. Ik hoorde in zijn compositie meer een samenhangend verhaal dan in deze pistache van ideeën. Maar de ruimte die O’Rourke aan de akoestische gitaar geeft, raakt mij op een zwakke plek, waardoor ik de cd stiekem veel beter vind dan dat dit verhaal misschien doet vermoeden. Kortom, ik heb echt wel mijn bedenkingen bij het gebrek aan samenhang en het speelse jongehonden-gevoel dat het werk uitstraalt, maar nogmaals: wat voelt het lekker zolang je erin ondergedompeld bent.
mij=Drag City / Munich