Le Guess Who 2013: napret dag 1

De toenemende buitenlandse animo rondom het Utrechtse festival Le Guess Who?, dat op acht bekende Utrechtse locaties tegelijkertijd plaatsvindt, gaat ook dit jaar ten koste van een persaccreditatie voor File Under. Dat betekent dat het onderstaande verhaal het zonder foto’s zal moeten doen. We stonden te popelen het wederom sterke programma in woord en beeld te brengen, maar goed, de volledigere versie met een verslag van meer artiesten zoekt u dan maar bij de buren. Le Guess Who? oogt vaak als mysterieus onderonsje en de voyeur in ons kan het daarom niet laten poolshoogte te nemen. Met een programma waar namen als The Fall, Damien Jurado, Yo La Tengo en The Black Angels het voortouw nemen, trekt Le Guess Who? ons alsnog over de streep. File Under kocht dus braaf zelf een passe-partout om zich te wanen in de huid van de fervente bezoeker in plaats van de kritische azijnpisser. En dat is misschien zo gek nog niet: Le Guess Who is immers een evenement voor echte puristen, georganiseerd vóór liefhebbers dóór liefhebbers.


mij=Door: Jasper.
Een geraffineerde sound is het halve werk. Dat bewijst Superhumanoids vandaag als opener in de Ekko. Het viertal uit Los Angeles plukt elementen uit de eighties wave pop van A Flock Of Seagulls (scherpe observatie van Gr.R.) en Cocteau Twins en stopt deze in een modieus urban jasje. De troefkaart: een verfijnde ritmesessie van diepe synthbassen en gesyncopeerde beats die zodanig bedwingend zijn dat je wel móet dansen. Simpel gezegd: composities die nadruk leggen op kruisbestuiving boven arrangement, vooral terug te horen in alle varianten binnen de hiphop, dub en R&B.
Superhumanoids wijkt hierdoor ook nauwelijks af van de tracks we op het debuut Exhibitionists. De band oogt enigszins stoïcijns en onwennig op het podium. Dat kan twee dingen betekenen: óf Superhumanoids is nog een beetje nat achter de oren wat betreft optreden – óf het zijn daadwérkelijk buitenaardse wezens. Ik gok op het eerste, but you never know. Zangeres Sarah Chernoff beschikt gelukkig over een krachtig stemgeluid; haar getergde uithalen geven die opgeklopte synthpop het nodige verzetje. Superhumanoids houdt zich hoofdzakelijk aan compacte popconventies, maar op specifieke momenten maken de uitgedoste klankkleuren plaats voor spaarzame, introverte segmenten die te herleiden zijn naar The xx.
Superhumanoids heeft haar geluid tot in de puntjes uitgestippeld en gedurende het optreden weet de band alleen al met de uitstekende drive van de nummers de aandacht vast te houden. Vaak is dat genoeg: dat is precies de reden waarom ik een band als Phantogram elke dag op repeat kan zetten. In tegenstelling tot bijvoorbeeld Chvrches blijven de écht aanstekelijke liedjes (als in ‘single-waardig’) beperkt tot twee of drie. Desalniettemin heeft Superhumanoids vanavond éen vraag voor mij beantwoord waar ik lang over mijmerde: waar hecht je uiteindelijk meer waarde aan bij dit soort muziek, songs of productie? Het tweede dus. Zolang ze het liedjes schrijven beter onder de knie krijgen, vermoed ik dat we nog lang niet het laatste hebben gehoord van Superhumanoids.
Ondanks deze vleiende woorden over Superhumanoids, bevindt de band DIANA zich duidelijk in een verder stadium. Niet alleen beschikt deze band over een veelvoud aan potentiële hits, het is bovendien een erg dynamische liveband, eentje die regelmatig ontketent in het muzikale avontuur. Jammer genoeg kapt de band die ontsporingen voorbarig af, al is dat gezien de beperkte speeltijd best begrijpelijk. Het album Perpetual Surrender mag verre van origineel klinken, net als Superhumanoids weet DIANA verschillende invloeden treffend te bundelen tot een samenhangend geheel. De titeltrack doet onherroepelijk denken aan het jaren tachtig-werk van Roxy Music, een soort oestrogeen-variant op “Slave To Love”, soft-erotische sax en dik aangesmeerde baslijn incluis.
De charismatische zangeres neemt de band voor het grootste gedeelte op sleeptouw. Haar druilerige doorleefde blik mag dan onschuldig voorkomen, op sporadische momenten komt ze redelijk intens uit de verf, met geagiteerde aanslagen op haar gitaar. De wallen onder haar ogen wijzen op flinke vermoeidheid: dit is de laatste show van de tour. Ze waagt echter onbeschroomd interactie met het publiek: ze koppelt een jongen en meisje, die fervent op de voorste rij staan te dansen, aan elkaar.
DIANA klinkt in feite als een hele andere band op het podium dan op plaat: sowieso veel minder gestoei met verschillende stijlen. Gestroomlijnder, waarbij synths een warm bubbelbad vertegenwoordigen waarin de vocalen en sax-leitmotivjes haast ongemerkt hun avance maken om in je hoofd te kunnen nestelen. Wat dat betreft heeft het geluid van DIANA veel weg van bijvoorbeeld Washed Out. Tijdens de wandeltocht richting Tivoli Oudegracht neuriet ondergetekende onbewust de hoofdmelodie van “Born Again”, en voelt zich opeens vies: “She says there’s no turnin’ back/she trapped me in her heart”.
Op naar de poppenkast van mijnheer Mark E. Smith, beroepsagitator en boegbeeld van The Fall. Je kent het credo “Whatever People Say I Am, That’s What I’m Not” wellicht van Arctic Monkeys, het zal me niks verbazen als het uit een pagina van Smith’s biografie is gescheurd. Want met zijn huidige line-up, die het wonderbaarlijk genoeg bijna een decennium met hem uithoudt, speelt hij voornamelijk recenter werk van The Fall. Lak aan alle die-hards die per se “Mr. Pharmacist”, “Container Drivers” of “Totally Wired” willen horen; recalcitrant zal de man altijd blijven.
Smith mag tegenwoordig dan het uiterlijk van een seniele pauper hebben, hij weet bij opkomst meteen zo’n Yoda-tilt-ruimteschip-uit-het-water-moment te creëren. Hij schroeft de versterkers van de gitarist en bassist fors omhoog en veroorzaakt daarmee meteen een versnelling in intensiteit. Even, héél even, zien we The Fall in volle glorie, al is het slechts een schim van het verleden. Het is desalniettemin een verschrikkelijk machtig moment, hoe zo een zwalkende oude punker een goed geoliede liveband plotsklaps naar zijn hand zet. Jammer genoeg weet The Fall dat momentum niet vol te houden. Op den duur klinkt het scanderende, nauwelijks verstaanbare geraaskal van Smith vervelend en repetitief. Misschien is dat ook de bedoeling. De band speelt gedurende de hele set bedreven, maar zoals de unieke hiërarchie van The Fall bepaalt, is er weinig tot geen speling mogelijk voor de overige bandleden. Uiteindelijk ligt de hele boel in handen van Smith, die slechts op spaarzame momenten voor vonken zorgt.
Misschien is het simpelweg te wijten aan een halve litertje te ver. Trouwe volgelingen alom: de fans vooraan stuiteren onverschrokken door op de bijtende post-punk, zelfs al schuilt Smith achter de versterker als vertolker van zijn levende poppenvoorstelling. Want zo voelt dit optreden vanavond: als kleinkunst – dan niet een hele luide vorm van kleinkunst – waarbij we het spoor bijster zijn waar het daadwerkelijk over gaat. Wat overblijft is een verwarrend, markant schouwspel. De mensen die The Fall in hun hoogtijdagen hebben gezien, blikten hier na het optreden met soelaas op terug. Ik kan het ze niet kwalijk nemen.

4 reacties

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.

Terug naar boven