Ik, Jenneke, had mijn keuzes gemaakt. De snelste routes uitgestippeld. Mijn planning rond. Ik wist wat ik zou gaan missen en had daar geforceerde vrede mee. Om zes uur was ik in TENT, de galerie waar niet alleen exposities te bewonderen waren, maar waar door 3voor12 ook een podium volgeprogrammeerd was. Patrick Wolf speelde een akoestische set; later die avond zou hij het podium in Nighttown met een drummer betreden.
mij=Door jnnk en Marten Hoepla; Foto's George
Ik kende Patrick Wolf niet voordat ik me op dit festival begon te concentreren. Dat ligt meer aan mij dan aan hem, want hij bracht zopas Wind in the wires, al zijn tweede cd, uit. Het 3voor12-podium leende zich prima voor iemand als Patrick Wolf, als ook voor bijvoorbeeld Gruff Rhys die er zaterdag acte de présence zou geven. Minder blij waren de jongens van British Sea Power, die op zaterdag ook een voorproefje in de galerie deden. Zij stopten er na een kwartier alweer mee omdat, en nu vul ik een klein beetje in, het slechte geluid allerlei misverstanden van verschillende aard tussen de jongens in de band tot een beetje ruzie en chagrijn leidde.
Daar wist ik op vrijdag nog helemaal niets van. Het was nog niet echt druk en Patrick Wolf zong een paar van zijn liedjes op zo'n overtuigende manier dat ik 's avonds naar hem terug zou gaan in het theater van Nighttown. Daar was ik nog meer onder de indruk, zodat het helemaal niet meer uitmaakte dat ik eigenlijk niet zoveel kon zien – waar zat in 's hemelsnaam die drummer? Het was zo'n optreden waar je muisstil van wordt terwijl je mond steeds verder open gaat hangen. De elektronische extra's op de cd bleven op het podium achterwege, maar ik miste ze allerminst. De jonge, zwartharige, bleke jongen bleek ook nog weinig schuw te zijn op het podium, wat het geheel nog affer maakte.
Even daarvoor begon mijn festival met een eerste bezoek aan de schouwburg waar Matthew Herbert zijn sample- en kookkunsten vertoonde. Het zat allemaal heel ingenieus in elkaar: wel duizenden samples uit de keuken – denk, het breken van eieren, het klotsen van water, pannendeksels, ronddraaiende gardes en allerhande mixers en andere keukenmachines – zorgden uiteindelijk toch ook gewoon voor muziek, die weliswaar heel gedetailleerd was, maar zo nu en dan ook gewoon heel erg leuk en ik heb er op bewogen. Bovendien waren er allerlei secundaire zaken aan het optreden toegevoegd zodat mijn aandacht ook wel eens werd afgeleid van een wild aan de knoppen draaiende Matthew. Er waren bijvoorbeeld filmpjes waar ik om moest lachen: de magnetronmaaltijd die werd nagemaakt zoals deze er op de foto uitzag en om eenzelfde resultaat te krijgen werden de kleine kapotte witte bonen in tomatensaus uit het pak aangevuld met de 'echte' van Heinz. Ook zorgde de kookgeur die door een ventilator de zaal ingeblazen werd voor de prikkeling van nog een zintuig en was de interactie met het publiek het grootst toen Matthew aan iedereen vroeg op hetzelfde moment in een appel te bijten. Hij spaart samples van zoveel mogelijk in een appel happende mensen.
Later vond in dezelfde zaal het optreden van Lemon Jelly plaats. Ik was benieuwd: had 's middags zowel de soundtrack gezien als een interview gedaan en die twee dingen beloofden veel goeds. Helaas viel het optreden een beetje tegen: hoewel het leuk was om te zien dat de jongens behoorlijk veel instrumenten live bespeelden, daardoor van hot naar her renden en de energie en het plezier ook mij wel deed glimlachen, sleepte het optreden een beetje voort. De liedjes leken allemaal vrij lang te duren en dat is nooit een goed teken. Daarbij viel ook op een gegeven moment de stroom uit op het podium. Echt snel kon het euvel niet opgelost worden, een lijzige schouwburgstem hield ons op de hoogte, maar de zaal stroomde leeg. Ik ging alleen een sigaret roken, want ik vond het een beetje zielig voor de jongens. Een kwartier later ging het optreden door met als tweede lied na de vervelende pauze een dansvloerversie van 'Nice weather for ducks' – alle eendjes zwemmen in het water, in goed Nederlands – en leek het erop alsof alles nog goed zou komen. Toch versaaide het weer en dat vond ik jammer. Voor mezelf en voor Lemon Jelly. Later op de avond zei Nick Franglen van Lemon Jelly, die ik bij Tiga tegen het lijf liep, dat ze zelf superenthousiast waren en dat ze hadden genoten van het optreden dat hij een van hun beste noemde. Gelukkig maar. Misschien had het aan mij gelegen, omdat ik zelf tegen het einde van hun optreden zo langzamerhand een beetje zenuwachtig voor LCD Soundsystem was geworden.
In Nighttown probeerde ik tevergeefs mijn jas weg te hangen en wilde ik nog even een biertje drinken voordat ik de LCD-arena zou betreden. Dat biertje dronk ik op hete kolen, want ik had inmiddels gezien dat dringende, zwetende mensen een enorme rij vormden en ik was bang dat ik nooit meer binnen zou komen. Gelukkig lukte me dat wel. Marten was al eerder binnen.
In de grote zaal van Nighttown was het de beurt aan Gabriel Rios. Het optreden was over het algemeen – maar hecht niet teveel waarde aan mijn mening, want ik ben geen kenner van het genre – gemist door mij, Marten. LCD Soundsystem was de volgende op het programma, maar LCD Soundsystem is niets om voor thuis te blijven. Dat deed ik dan ook niet. En dat gold vermoedelijk ook voor vele anderen, getuige de door de beveiliging (overigens de enige negers op het hele festival) in dwang gehouden stoet mensen bij de deur. Honderden vastberaden festivalgangers zouden hun leven geven om, nou ja, ze wilden graag naar binnen. Na door de gordijnen al wat glimpsen te hebben opgevangen van James Murphy en Nancy Whang (regerende keizer en keizerin van deze planeet) begon om kwart voor elf eindelijk de beat van “Beat Connection” uit de boxen te beaten. De band klonk vanaf de eerste seconden als een klok: eentje gemaakt van chocolade, met wijzers van caramel en een koekoek van marsepein. Live klinken de liedjes van LCD Soundsystem altijd alsof ze gemaakt zijn om al je relevante organen je lichaam mee uit te schudden. Maar toen de band “Movement” speelde werd het even naar. Het is een liedje waarbij ik normaal gesproken om de twee à drie seconden een knikje van goedkeuring geef, maar deze keer ging dat anders. Het ging de eerste anderhalve minuut goed. Maar bij het hoofdzwiepafdwingende climaxstukje ontstond er een moshpit op de dansvloer. moshpit (de ~ (m.)) je op een bergflank in de Alpen één voelen met de natuur, en daar dan precies het tegenovergestelde van. Het was mijn eerste moshpit. Ik realiseerde me achteraf pas hoe gelukkig ik daarmee had moeten zijn. Ik nam mijn moshpitervaringloze leven voor lief. Een vuist in mijn buik. Au. Een schouder tegen mijn borst. Oempf. Een kuit in mijn mond. Mwgnggghgggnnnnngh! Maar het kon moeilijk afdoen aan de intense kwaliteit van de volledige rest van dit optreden. O o o. En “Yeah”, het onbetwiste hoogtepunt uit de rijke geschiedenis van de geluidsorgies, als afsluiter. O o o. Ik had niet gedacht dat ik dit ooit zou zeggen, maar het woord woeh! voldoet hier niet. En het woord woeh!, dat voldoet eigenlijk altijd. O o o.
Hierna was het tijd voor 2 Many DJ's om de zaal met minstens drie keer zoveel mensen als dat wat legaal zou mogen zijn te vullen. In de afgelopen twee jaar heb ik geen dj-set van ze meegemaakt waarbij ik me niet ergerde aan de kwart vierkante meter dansruimte die je bij aanvang krijgt toegewezen. En ik vind ook niet echt dat de DeWaele-broertjes daar wat aan deden. Ik bedoel, als de zaal waarop je uitkijkt zo vol is als een spitstram op een regenachtige namiddag in oktober, ga dan niet Song 2 van Blur draaien. Mijn liefde voor 2 Many DJ's is onvoorwaardelijk, hoor. Maar hun enorme populariteit is minstens zo frustrerend als terecht. Toen Tiga de draaitafels van ze overnam was de grootste drukte over, wat ook wel nodig was, want de verrukkelijk voorspelbare vierkwartsmaat die urenlang onophoudelijk doorzette verdiende het om op gestampt te worden als een fanfareband op de dag dat de Sinterklaasintocht op Koninginnedag valt. Zonder de rare rode pakjes met touwfrutsels op de schouders. Tiga draaide opvallend veel van zijn eigen liedjes en remixen, maar dat is niets waarvoor hij zich voor moet schamen. Hij is zo geslaagd als mens en dj dat hij zelfs met touwfrutsels op de schouders weg zou komen.
Ik, Jenneke, ging eerder naar bed dan Marten, maar zag wegens de bij mij ergernis en chagrijn opwekkende drukte bij 2 Many DJ's nog wel een stukje van Wawadadakwa, een groepje gekke Belgen die een soort afrodancerock maken met teksten en dansjes waarom ik heel hard moest lachen. Woman, erection, confusion, frustration. En dan met een bijbehorend dansje. Er waren fijne mensen beneden. Het had boven net zo rustig moeten zijn met de fijne mensen van beneden, dan had ik vast nog langer doorgedanst.
Mooi geschreven, ik heb het met plezier gelezen!