Ik ben van de shufflegeneratie en schaam me er niet voor. De muziekjes die ik bezit, álle muziekjes die ik bezit, luister ik het liefst zo door elkaar mogelijk. Het opvallendste gevolg daarvan is dat het criterium waar een album voor mij aan moet voldoen om hem in zijn geheel te gaan beluisteren niet de mate is waarin ik van de muziekjes die erop staan hou, maar de mate waarin het geheel niet één slijmerige blob van eenbeetjehetzelfdeklinkende muziek is. (Dat is overigens de exacte slogan van de eerdergenoemde shufflegeneratie waartoe ik behoor, een slogan die op vele spandoeken pronkt tijdens onze tweemaandelijkse bijeenkomsten.) Where’s Black Ben van Need New Body kan ik met gemak in één keer luisteren omdat de onvoorspelbaarheid en geïmproviseerd aandoende aanpak ervan het een redelijk belachelijk gevarieerd album maakt. Een liedje dat klinkt als de registratie van iemand die in dronken staat Dolly Parton karaookt gaat over in een monotone gameboy-melodie die weer overgaat in een banjosolo van iemand waarvan het niet uit te sluiten is dat hij of zij in brand staat. Sommige van de vele onnavolgbare geluidsorgies die dit album kent zijn wel ontzéttend lelijk (denk “strijkijzer boven een kattestaart met de vingers op rec/play”-lelijk), maar eenbeetjehetzelfdeklinkende muziek is het nergens, en ik spreek voor al mijn generatiegenoten als ik zeg dat dat best een prestatie is.
mij=5RC / Konkurrent