Als kind van de jaren 90 heb ik een natuurlijk zwak voor catchy indiegitaarpop. Eenvoudig gearrangeerde popliedjes met droge relativerende zang, hier en daar een goed geplaatste toetsenriedel, oohooh-hooo-koortjes, een beetje noisy gitaar en de goede twist op het juiste moment. Bandjes die voorzichtig rocken en niet bang zijn om tegelijkertijd schaamteloos melodieus te zijn. Ze zijn een beetje uit het gezichtsveld verdwenen in deze moderne jaren der hipheid. Gelukkig komen er af en toe nog steeds platen van deze snit uit. En bij de nieuwe Oranger, hun vierde, is het zowaar meteen raak: sterke songs met kop en staart, lekker los rockend, de nadruk op de liedjes en zonder overbodige bombast. Californische zomerindie, die op een prettige manier herinnert aan Beulah, Fountains Of Wayne‘s debuut, The Posies en dankzij de de onderkoelde zang ook aan Pavement. En ze komen er nog mee weg ook. Wat wil je, met schedelklevers als “Sukiyaki”, “Crooked in the World of the catacombs” en “Radiowave”. Op het eerste gehoor bedriegelijk eenvoudige, maar bij nadere beluistering uitermate zorgvuldig in elkaar gezette popdiamantjes die nog wel een tijdje mee zullen gaan. In elk geval lang genoeg om hier nu alvast mijn zomerplaat voor dit jaar van te maken. Beter te vroeg dan te laat.
mij=Domino / Munich