Meestal wordt de term jamband als genre-aanduiding gebruikt. Eigenlijk is dat heel raar, want het zegt alleen iets over het feit dat deze bands bij liveoptredens graag en vaak zijpaden betreden van wat op hun albums te horen is. Ik las laatst ergens de term ‘hybrid bands’ en dat vind ik eigenlijk een prachtig alternatief. Bands als Phish, Umphrey’s McGee en Gov’t Mule maken immers vaak gebruik van diverse (vooral Amerikaanse) genres en smeden die tot een amalgaam dat herkenbaar het hunne wordt. Het resultaat kan dan weer overwegend folk, blues, prog, rock of pop zijn – meestal is het echter een combinatie daarvan. Phish zit meestal ergens tussen pop, rock en jazz in. Geen wonder dus dat het regelmatig iets van Steely Dan of Little Feat wegheeft. Anders dan bijvoorbeeld een band als Umphrey’s McGee heeft Phish nogal eens moeite de studio-albums even interessant te houden als de live-optredens. Een enkele keer, zoals in “Winter Queen”, is het ook op dit album Fuego ook wel érg gezapig. Toch is topproducer Bob Ezrin (Deep Purple, Alice Cooper) erin geslaagd het ontspannen te laten klinken zonder dat het wegzakt in een soort lethargie. Er worden fijne songs opgebouwd met relatief weinig middelen, hoewel de individuele instrumentale partijen vaak heel inventief zijn. De koortjes hangen tegen de Westcoast aan en zijn een integraal deel van de sound. Tegelijk klinkt het verbijsterend vertrouwd voor muziek die je voor de eerste keer hoort. Als je daaruit concludeert dat Phish niets nieuws doet, heb je daar natuurlijk volstrekt gelijk in. Tracks als “Devotion To A Dream” of “Waiting All Night” zijn desondanks verslavend lekker. Alleen het kolderieke “Wombat” wijkt van het stramien af. Het is een lekker springerig nummer met een funky ritmesectie en bijna Peppers-achtige semi-raps. Wild rocken doet het nergens, maar stiekem is Fuego een verrekte fijn album geworden.
mij=JEMP
4 reacties