De oude cowboy en folkheld Ramblin’ Jack Elliott bracht voor ‘t laatst wat uit in 2006. Het fraaie I Stand Alone leek een echte eindplaat, ook al was het dan zijn debuut voor het Anti-label. Nog één keer herinneringen ophalen aan zijn grote voorbeeld Woody Guthrie, ondertussen de artritis vervloekend. Maar zie, met veteranenspecialist Joe Henry als producer klinkt Elliott weer best vitaal, al is daarmee zijn ijselijke jodel van vroeger dagen niet terug natuurlijk. Met hulp van o.a. Van Dyke Parks op barpiano namen ze tien, vaak slepende, blues-standards op, stammend uit de Depression-era van de jaren ’30, waarin Jack geboren werd in een joods middenklassegezin. Nu ben ik niet zo thuis in het genre, dus voor mij klinken nummers als “Richland Women Blues” en “Grinnin’ In Your Face” volkomen nieuw. Zoals je kan verwachten bij Joe Henry zijn de arrangementen rijk en mysterieus. De blues in het spookhuis op de kermis, in de verte hoor je nog de klanken van een draaiorgel. Ramblin’ Jack raspt en sneert er duister overheen. Zoals in “Death Don’t Have No Mercy In This Land”: ‘Look in the bed and you find your mother gone’. Het beste nummer is de spannende uitvoering van Blind Willie Johnson‘s “Soul Of A Man”. ‘I want somebody to tell me, answer if you can, what is the soul of a man?’ De drums sloffen dodelijk vermoeid, de steelgitaar ratelt als een giftige slang en de vocalen lijken vol van paranoia. David Eugene Edwards had het niet overtuigender gebracht. ‘I read the bible often, I tries [sic] to read it right’.
mij=ANTI