Het lijkt al weer zo lang geleden, de 21e editie van het Roadburn-festival, wederom in Tilburg. Wederom in en rondom 013. En ook weer vier dagen lang, als we de Afterburner op zondag meetellen. Het voelt weer als een voorrecht om voor de derde keer rond te lopen op zo’n beetje het meest relaxte festival dat ik ken. Relaxed qua organisatie, voorzieningen, en bezoekers, hoe ruig ze er ook uitzien meestal.
Nou ja, relaxed. Het is drukker dan ooit op m’n werk in deze periode, waardoor ik wel van het festival kon genieten, maar na afloop snel en rigoureus weer in de echte wereld ben gegooid. Je moet ook geld verdienen om dit soort festivals überhaupt te kunnen betalen, zeg ik wel eens. Maar dit jaar zit er wat druk op. En zo heb ik nog nauwelijks tijd gehad om er iets over op te schrijven (het is ook pure hobby, heb geen perskaart o.i.d.) maar het moet dan toch maar. Het schrijven van dit stukje voelt dan ook als een extra klus waar ik zelfs weinig puf meer voor heb, maar het is zo leuk om achteraf te kunnen lezen naar welke vage donkere shit we dit jaar weer hebben lopen luisteren. Welke vette riffs zo overdonderend waren. Welke muziek ons deed hallucineren, zonder aan de drugs te zitten. Nee. Drank. Dat wel. Veel uiteraard. Veel witbier dit jaar ook, in plaats van het fletse Jupiler bijvoorbeeld. Mijn festivalmaat zweert al jaren bij witbier omdat je je daar beter bij voelt, je beter op de been houdt, of omdat je daar gewoon minder een kater van krijgt. Na een wat – laten we zeggen fijn ingeschonken – eerste dag volg ik zijn advies de andere dagen maar eens op. En verdomd, met succes. Goed eten helpt ook trouwens. Niet té veel drinken ook. Je zou het niet zeggen. Jammer dat het speciaalbier in 013 dan wat minder vertegenwoordigd was dit jaar, of op een gegeven moment zelfs op was. Net zoals de Roadburn-truien, die gelukkig al weer snel werden aangevuld, waardoor ik samen met een aantal festivalmaten nu dezelfde Roadburn 2016-trui heb. Kek man. En nee, we gaan niet zeuren, op andere plekken was genoeg speciaalbier te vinden, zoals in Dudok, waar je overigens ook prima en – als je wil – uitgebreid kan eten tussendoor, al duurde het bezorgen van dat ene frietje wel wat langer dan die 12 bitterballen. Ook genoeg restaurants (en terrasjes) om de hoek trouwens waar ook café en podium Cul de Sac te vinden is, terwijl rond 013 ook weer voldoende eettentjes waren neergezet voor de snellere voedselbehoeftes als friet, pizza, Indonesisch of de hamburger.
Op donderdagmiddag halen we eerst maar eens even ons festivalbandje op, en net zoals andere jaren gaat dat uitermate snel. Er is eigenlijk geen rij, en binnen een minuut hebben we een bandje om de pols. Hier gaan we het vier dagen mee doen. Het voelt gelijk alsof je weer onderdeel bent van een fijne commune, onderdeel van een goed geloof. Van goed gezelschap. Van gelijkgestemden (grotendeels uit het buitenland). Toch hebben we geen van allen (wij zijn met maar liefst zes dit jaar) een baard of lange haren, maar verder voelen we ons weer enorm thuis.
Het valt nog mee met de drukte, al hield ik toch een beetje m’n hart vast na de verbouwing van 013 vorig jaar, waarbij de grote zaal van 2000 naar 3000 man capaciteit werd vergroot door het podium een metertje of twintig naar achteren te verplaatsen en de balkons aan de zijkanten naar voren toe uit te breiden. Daar gaat dan je mooie knusse zicht vanaf de trappen en het balkon (capaciteit 700) achterin de zaal. Leuk voor 013 om wat grotere acts aan te kunnen en een groter (vlak) dansoppervlak te hebben in de zaal, maar voor Roadburn maakte ik me vooraf al wat zorgen over deze schaalvergroting. Dat past niet echt voor mijn gevoel. Het festival is dan ook groter geworden met 4300 bezoekers per dag zo lees ik bij The Obelisk en in een bericht van Omroep Brabant. Dat zijn er 1300 meer dan de grote zaal aan kan, maar is dat niet een beetje te veel? Zo groot zijn de andere zalen niet, en Roadburn kenmerkt zich nu juist ook door de goede interessante acts in de andere zalen. Gaat daar dan geen enorme druk op staan? Jawel, blijkt deze editie. En dat is zeker wat jammer. Er is wel wat meer capaciteit bij gekomen, maar niet voldoende. Het verschil tussen de grote zaal en de kleinere zijn groot, en vooral het Patronaat heeft deze editie te kampen met soms enorme rijen buiten, maar ook Cul de Sac is (net zoals andere jaren ook overigens) nauwelijks het bezoeken waard als je er niet op tijd bent, meer dan 100 man kunnen het echt niet goed zien/horen daar. De Green Room (Jupiler zaal) is dan wel uitgebreid van 325 naar 700, en dat is ten koste gegaan van de bar die daar vroeger achter zat en Stage01 (Batcave) die daar bovenin zat. Nu is het balkon daar uitgebreid en het plafond wat hoger geworden, maar het zicht van het balkon is alleen voor de eerste rijen goed, vanaf rij drie zie je eigenlijk niks en dat is jammer. In plaats van Stage01 is (het podium achterin) café Extase er bij getrokken met een iets grotere capaciteit van 250 man (vergeleken met Stage01). Een aardige zaal, maar met een laag plafond en podium, dus ook daar zijn de zichtlijnen niet ideaal, maar ik heb er een paar prima optredens kunnen zien wat verder vooraan. En altijd goed bier bij de hand bij dat soort café’s. Maar toch zou een extra zaal welkom zijn, bijvoorbeeld in het gebouw tegenover de uitgang (oude ingang) van 013. Persoonlijk geloof ik er ook in om gewoon wat minder kaarten te verkopen. Richt je wat minder op de grote acts als je het financieel niet rond kunt krijgen. Lastig is dan misschien dat de grote zaal zo groot is en dan ook wellicht eerder leeg zal aanvoelen, al blijven nu ook minder mensen hangen op de tribune omdat het verder van het podium is. Blijft wel een mooie plek om te zitten uiteraard. Mooiste zaal blijft toch Het Patronaat (niet te verwarren met het podium in Haarlem), met op de eerste verdieping van deze kerk (met mooie glas in lood-ramen) het podium in een soort ronde erker (als het ware worden alle optredens als een heilige mis uitgevoerd, hoe toepasselijk), met op de begaande grond de fijne stadsbrasserie Dudok). Ondanks dat we toch een aantal keren niet (meer) binnen kwamen hier vanwege een gevalletje overvol, konden we hier gelukkig toch een paar keer terecht. Lompe doom klinkt in de kerk extra indrukwekkend. Opvallend weinig of geen echo hier ook trouwens, prima akoestiek. Het staat er ook vaak hard. Snoeihard. Lekker.
Doom. Het woord is gevallen. Geen Roadburn zonder doommetal. Lompe riffs. Het festival van de mighty riff noem ik het wel eens. Speel het iets minder loom of lomp en noem het stoner. Of wees wat losser en noem het sludge. Maar je komt hier ook psychedelische muziek tegen in vele vormen en maten, al dan niet vermengd met space-, kraut- of stonerrock. Uitgesponnen muziek. De ode aan de gitaar met fijne feedback en echo. Massa’s effectpedaaltjes. De hang naar de seventies is ook al zo opvallend. En/of Sabbath-achtige dingen. Voornamelijk heavy music dus, maar geen of echt weinig classic heavy metal, thrash, – of death. Roadburn is zeker geen standaard metalfestival zou ik zeggen met bands die je vindt op festivals als Wacken Open Air, Graspop Metal Meeting of FortaRock, maar wel met avant-garde metal en vooral gewoon heavy dus. Het is meer richting de andere desertfests op andere plekken tegenwoordig ook, al zijn die weer geïnspireerd door Roadburn gok ik. Nou goed. Doorgaans überlompe muziek dus om je in vervoering te brengen. Op welke manier dan ook. En vrijwel altijd met een donker of sinister randje. Toch apart dat blackmetal wel zo vertegenwoordigd is hier, en dit jaar weer meer dan voorgaande jaren lijkt het. Nu ben ik daar niet zo’n fan van, en überhaupt niet van schreeuwerige zang en rechtdoor stoempende metal/noise-achtige genres, maar dat geeft niet. Je kunt sowieso niet alles zien. Sommige doom-bands kunnen me wel degelijk bekoren en sowieso zoek ik graag de psychrock graag op, en de enkele prog- of post-rock bands die hier ook wel staan. Nee, het gewone popliedje of überhaupt toegankelijke melodieën kom je hier nauwelijks tegen, ook al zijn er dit jaar ook weer wat folk-achtige bands. Uiteraard met een bijzonder donker randje dan, al te vrolijk moet het ook weer niet worden. En lange nummers, ik hou er van. Op Roadburn is het eerder een regel dan een uitzondering. Neem die paar bands met ambient/soundscape/drone-muziek met nummers van 20-30 minuten. Of langer. Of die psychbands die er 4 in een uur doen. Ik hou er van. Waarom weet niemand, maar dat geeft ook niet.
En zo zijn staan er best nog wel wat grote bands op het programma die ik vooral van naam ken en nog nooit gezien heb, maar bij nadere beluistering ook niet eens hoog op mijn lijstje heb gezet. Voor ieder wat wils op dit festival. Toch mis je ook van alles, dat is onvermijdelijk, maar dat zijn diezelfde keuzes. Zo mis ik een groot deel van Cult of Luna, Paradise Lost, Amenra (akoestisch), maar andere podia lonken ook net iets meer. Ook Converge met op donderdag Jane Doe, maar ik had achteraf nog best het rustigere Blood Moon willen zien op zaterdag, met Chelsea Wolfe, Stephen Brodsky, Ben Chisholm en Steve Von Till. Ook Pentagram heb ik gemist, MisÞyrming (jonge IJslandse blackmetal belofte, die als ‘artist in residence’ meerdere keren en in diverse formaties optrad), Oranssi Pazuzu (psychedelische blackmetal, een van de fijnere blackmetal-bands leek mij) vanwege de enorme rij (150 meter, 5 rijen dik) bij het Patronaat. Of toch ook G.I.S.M., vooral omdat het Japanners zijn die al 14 jaar niet hadden opgetreden en überhaupt nooit buiten Japan op een podium hadden gestaan. Maar voor de rest kan ik eigenlijk veel – vrijwel alles – van mijn wensenlijstje zien, ondanks dat het af en toe wat drukker is dan gewenst. Echte tegenvallers zijn er niet, net zoals voorgaande jaren, wat dat betreft is het kwalitatief altijd hoogstaand wat er in de diverse genres wordt geprogrammeerd, al valt me dit jaar op dat het aantal uitschieters voor mij persoonlijk net wat minder is dan afgelopen twee jaar. Ligt ook aan het gewenste en geprogrammeerde genre dus. Maar ergens kan ook meespelen dat we Roadburn nu kennen, de nieuwigheid er wat af is, en we gewoon enorm verwend zijn geraakt aan de weldadige hoeveelheid luxe van goede heavy muziek.
Niet zeuren maar genieten dus.
En dat lukt prima. Het weer is wel wat fris en wisselvallig met af en toe buien, maar grotendeels komen we het droog door, met de meeste zon nog op de donderdagmiddag als we dus met het festival starten, en gelijk maar weer even de fijne biertuin bij café Bakker opzoeken, inmiddels een goede traditie. Dat is dus alvast genieten, en dan moet het festival nog beginnen.
Donderdag
Wat dus al gelijk opvalt bij de eerste headliner, de (vroeg geprogrammeerde) Zweedse band Cult of Luna, is de enorme drukte. We komen nauwelijks de zaal in, maar wurmen ons naar een plekje wat hoger achterin, waar het geluid overigens nog redelijk is. De installatie in de grote zaal is überhaupt prima, waardoor de bands in de hele zal goed te volgen zijn. Cult of Luna – ook op het festival in 2008 en 2013 – speelt hier het album Somewhere Along The Highway integraal. Op Roadburn kom je vaker bands tegen die een van hun iconische albums helemaal spelen, soms ook uniek en alleen voor het festival. De wat lomere ‘sludgy’ post-metal kan me tegenwoordig wat minder bekoren en ook hier kan het me wat lastig pakken, terwijl het toch een band was die ik nog wel eens wilde zien. Samen met Converge en Paradise Lost zijn dit soort bands wel publiekstrekkers vandaag, hoewel deze eerste dag van het festival pas als laatste was uitverkocht.
Gezien de drukte en de ervaringen eerdere jaren met het kleine Cul de Sac-podium besluiten we maar op tijd naar Mantra Machine te gaan en we staan mooi vlak voor het podium met een groot fris glas witbier in de hand. Ja, dit genre bevalt me tegenwoordig een stuk beter. De Amsterdammers staan hier geprogrammeerd in samenwerking met Never Mind The Hype, een prima site trouwens met interessante stukken over heavy muziek, de moeite waard om dat nog even te noemen. Mantra Machine is ook de moeite waard, sterker nog, het is gelijk al een van de hoogtepunten van de dag. Maakt dan geen bal uit dat je ‘gewoon’ uit Amsterdam komt. Lekkere stoner-/space-/pyschrock en de 50 minuten vliegen voorbij. Zo vooraan het podium is het geluid – het hele weekend overigens – ook echt heel goed, hard en helder, mits je dus wat vooraan staat.
We komen graag terug in het café voor het zweedse New Keepers of the Water Towers, dat volgens het programmaboekje een kosmische benadering heeft op klassieke prog en metal. De nummers zijn lang en spannend, uitstekend opgebouwd, en ook deze 50 minuten vliegen weer snel voorbij, maar dat is altijd zo als je het echt goed vindt. Geen echte zware gitaren hier, maar meer space-/kraut-/psych-achtige prog met symfonische trekjes. Of zoiets. De invloeden van doom of Mastodon-achtige muziek die de band ook wel zou maken of hebben gemaakt zijn vandaag niet direct te horen, denk meer aan Pink Floyd. Deze trip is dus zeer smakelijk, onthouden deze gasten.
Na een hapje eten (‘Beastmaker Burger’ bij de – eh – Indonesiër om de hoek en die smaakte uitstekend, zo goed dat ik die zondag maar weer bestelde) willen we uiteindelijk richting Oranssi Pazuzu in Het Patronaat, waar zich dus helaas al een dikke rij heeft gevormd. Daar hadden we eerder heen moeten lopen wellicht, maar jammer dat dit soort bands dan niet in een grotere zaal staan. Onvermijdelijk ook dat Roadburn zelf het achteraf bombardeert tot een van de hoogtepunten. Bummer. Arktau Eos dan maar in Extase, een ritueel ambient duo uit Finland. De heren hebben indrukwekkend gewaden om zich heen en het geheel voelt inderdaad als een rituele opvoering van – eh ja wat eigenlijk. Je verwacht een rituele slachting, maar de muziek blijft meer hangen in een heel lang intro. Ambient of drones, met belletje en keelklanken. Niet alles hier op Roadburn wordt afgemaakt met zware gitaren dus. Ach ja, geinig even.
Een stukje Gomer Pyle dan in Cul de Sac is lastig te doen als je niet vooraan staat. De muziek is dus we te horen ter hoogte van de bar, maar je ziet dan echt vrijwel niks en je hoort vooral veel basgeluid en dus weinig heldere tonen. We beleven hier wel de terugkeer van deze Nederlandse band op een podium, niet al te origineel maar wel prima stoner-achtige muziek met een space-randje, die vroeger ook wat meer grunge-invloeden had trouwens.
Daarna is het toch de beurt aan de Britse band Paradise Lost in de grote zaal, dat hier hun klassieker Gothic in z’n geheel speelt. Het album is al weer vijfentwintig jaar oud en het album is blijkbaar een mijlpaal geweest en heeft veel bands of muzikanten beïnvloed, met het melodieuze/melancholische heavy geluid. De band pionierde dus in het doom en gothic genre. In die jaren negentig werd de band dan ook gezien als een de drie grotere death/doom-metal-bands, samen met My Dying Bride en Anathema. Nooit verkeerd om je kennis eens bij te spijkeren.Maar hoe historisch van belang en daardoor nu nog relevant, ik kan er niet direct bijzonder warm voor lopen.
Zo lopen we maar eens naar de overkant waar een wat lompere doomband geprogrammeerd staat. Welkom in Hell dus. Zware sludge/doom dus, hoewel er ook ruimte wordt gemaakt voor een violist, misschien de reden om het hier en daar ook over funeral doom te hebben, maar dan hoor ik er graag nog wat extra kerkorgels of synthesizer bombast bij en zie ik graag nog wat meer rituele vertoning. Maar toch zit er dus wel een mooie lik melodie en lichte melancholie in de muziek van deze band verscholen, naast die lange en stemmige intro’s, en dat is als geheel heel aardig, zeker in dit genre, maar verder ook weer niet enorm legendarisch. Het Patronaat-podium is in een kerk, dus dat past altijd mooi met dit soort lompe trage muziek vind ik, af vraag ik me al jaren af hoe die glas-in-lood ramen al die zware trillingen overleven.
De eerste dag sluiten we af met het Canadese Black Mountain dat uiteraard ineens uit een heel ander vaatje tapt, en dat is toch even wennen. Het recente album IV vond ik zeker fijn en afwisselend, maar vanavond lijkt het wat gemoedelijke en ongevaarlijke van de band te veel te overheersen. Er mist wat spanning en energie. Natuurlijk zijn er wat fijn psychedelische uitspattingen, maar een lichte gaap kunnen we soms ook niet onderdrukken, daarvoor zijn de melodieuze stukken net niet sterk genoeg lijkt het. De setting (zaal van 3000) lijkt ook wat groot voor de band, en de zangeres voelt zich zichtbaar ongemakkelijk in de stukken waarop ze niks te doen heeft. Leuk is wel om te zien dat gitarist/zanger Stephen McBean (ook gezien als Pink Mountaintops op het Eindhoven Psych Lab 2014) zich duidelijk in z’n element voelt en met zijn uitspattingen het optreden lijkt te redden. Misschien dat het op een ander moment in een andere setting wat beter zal vallen, maar ik vind het vanavond wat tegenvallen. We zijn verwend.
Vrijdag
De vrijdag van Roadburn begint uitstekend met seventies rock van de Amerikaanse band Mondo Drag. Voor het eerst staan we ook in de vorig jaar verbouwde en (naar achteren) uitgebreide Green Room van 013. Denk aan Pink Floyd ten tijde van Atom Heart Mother, Caravan en Nektar. Seventies psych, prog en wat kraut zo ongeveer. Lekker zo’n orgeltje toch altijd en het wordt geserveerd met aardig wat wisselingen in tempo en stijl. Van standaard bluesrock en fijnzinnige gitaarsolootjes tot de wat zwaardere riffs en psychende gitaren en effecten uit Korg-apparatuur. Weinig gezongen, dat hoeft van mij ook niet altijd, en soms ook echt mooi opgebouwd zoals dat ene nummer met die prog-achtige ritmes en een Oosters tintje. Okay, soms is het wel erg laidback, maar daardoor wordt het des te smakelijker als er dan toch weer verslavende groove in komt. Fijn begin van de dag. Fijne band.
Dan mis je wel weer een stuk van Diamanda Galás, maar die speelt nog wel even in de grote zaal, en dus pakken we daar een paar nummers mee. En misschien is dat ook wel even genoeg, hoe groot en legendarisch ze ook is. De excentrieke zang levert een intense ervaring op, dat is zeker, maar ze bijt meer dan dat ze echt mooi zingt, al heeft ze en indrukwekkend bereik en is ze een geschoolde pianiste. Ik kan er maar lastig in meegaan. De zaal is ook niet super vol – achterin wordt lekker op de verhoging gezeten, en dit is echt iets voor liefhebbers. Laten we zeggen dat het in elk geval bijzonder is dat curator Lee Dorrian haar op het festival heeft weten te krijgen of te zetten en dat het niet voor iedereen een bijzondere ervaring hoeft te zijn. Wel mooi overigens hoe de zaal respectvol stil is. De bars zijn ook dicht en bij sommige deuren mag je alleen in- en uitlopen als het nummer is afgelopen.
Het is de dag van de zangeressen, en de zangeres van Sinistro is ook enorm intens en leeft zich enorm in met haar zang, maar vooral ook in haar scherpe bewegingen, die perfect meebewegen op de maat van de riffs van de donkere doommetal. Hoewel ze er een enkele noot net een beetje naast zit, lukt het haar verder toch enorm goed om hard, zuiver en voluit in het Portugees haar teksten over ons uit te storten op een beladen en emotionele manier. Alsof er dus metal onder fado muziek is gezet. Volstrekt uniek. Ik word totaal meegetrokken in de hele show van Sinistro, met die prachtige beelden op de achtergrond, die majestueuze zang, de intensiteit van de zangeres, en de bombastische melodieën. Wat een gave combinatie en wat werkt dit fantastisch live. Wat staat de geluidsmix ook briljant. En wat een dik einde met een waanzinnige uitvoering van “Fragmento” en de hakkende riffs op het einde. Sinistro is het absolute hoogtepunt van Roadburn dit jaar, zeker ook omdat ik dit niet helemaal zag aankomen. Tot tranen geroerd worden door doommuziek, jawel dat kan.
In de grote zaal zijn er vandaag dus bands geselecteerd door Lee Dorrian, curator van dit jaar, en ik kijk nog een klein stukje van het Amerikaanse Repulsion met hun thrasy noisemetal en grondleggers ook van de grindcore (beïnvloede b.v. Napalm Death) naast ook deathmetal en zelfs black metal volgens hier. Ook hier geldt dat dit soort historische belangrijke feiten niet altijd een garantie zijn je moet ook van het genre houden natuurlijk en ik kan er wat te weinig mee, vind het wat te rechtlijnige snellere herrie, maar zo is het dan ook bedoeld. Het hoeft van mij echt niet mooi te zijn, maar het klinkt in mijn oren gewoon wat lelijk.
Het is dan wel even een overgang naar het veel toegankelijkere Death Alley met ex-leden van Gewapend Beton, Mühr en The Devils Blood (gitarist Oeds Beydals), dat vandaag hier in de Green Room later in de set wordt aangevuld met ‘Friends’ – oftewel twee extra gitaristen: Jevin de Groot en Ron van Herpen (ook The Devil’s Blood en Astrosoniq). Ik moet even aan de stijl wennen en de meezingnummers in het begin (ze spelen zoiets als proto-punk, 70’s rock en psychedelica in de traditie van MC5 en Blue Oyster Cult), maar dat ligt ook aan niet al te geweldige geluidsmix, of ik sta net iets te ver naar achteren. Mooi wel die ode aan Lemmy; Hawkind cover “Motörhead”. Het ligt meer even aan mij denk ik, en niet aan de guitige zanger met z’n foute kapsel en snor, die de boel toch altijd guitig probeert op te jutten. Ook grappig hoe hij energiek mee blijft headbangen, ook al heeft hij in de lange instrumentale stukken niets te doen. Als de twee gitaristen er bij komen worden de nummers namelijk langer, er wordt er meer gejamd, en gaat de zaal steeds verder uit z’n dak. De cover “It’s On” van Devil’s Blood (hier) is ook begrijpelijk met twee oud leden van het vermaarde The Devil’s Blood op het podium. Conclusie is toch dat de Nederlandse bands het prima doen op dit festival. Death Alley heeft die ondersteuning misschien niet direct nodig (ze sluiten ook nog af op zondag in Cul de Sac) want ze staan toch al op veel plekken (Valkhof Festival bijvoorbeeld), maar de jongens spelen fris en flegmatiek. Ongekunstelde rock met ballen, en dat is altijd wel een fijn bijgerecht.
Tussendoortje in de grote zaal is With The Dead met de curator Lee Dorrian zelf (vocalist van Napalm Death en later frontman van Cathedral), het eerste festivaloptreden ook van deze nieuwe band van Dorrian, al moet ik toegeven dat ik die feiten niet eens op een rij had in de zaal. Zo ga ik toch altijd af op mijn eigen gevoel af. Basrijke sludge/doom, iets meer midtempo, en standaard wat lelijke zang, concludeer ik, met toch nog best een lik melodie, maar zeker niet heel spannend allemaal, daarvoor mist het net wat variatie, maar dat vind ik altijd wel het gevaar met doom, daar moet je in mee kunnen worden getrokken.
In het Patronaat is het nog niet heel vol voor CHVE ft. Vermapyre wat op zich wel weer opmerkelijk is als je later ziet hoe druk het is bij de Amenra-optredens. Frontman Colin H. Van Eeckhout (CHVE) geeft zich wat meer bloot vandaag en toont aan dat hij van vele markten thuis is, ook al vind ik hier zijn stem niet heel sterk, die hij soms over de ambient/drone-achtige soundscapes legt, met een knapperend vuurtje in het bos op de achtergrond. Het geeft uiteraard een donker sfeertje. Het lange stuk (“RASA” ga ik even van uit) is wel wat langdradig door de herhaling wat zoveel betekent ook dat we er niet helemaal in mee kunnen gaan. In die zin is het akoestische werk van Amenra in de grote zaal een dag later ook wat interessanter, alhoewel ook van een iets andere orde. Pas in het tweede stuk komt Dwid Hellion a.k.a. Vermapyre er bij voor nog zo’n soort stuk, al heeft dat een andere kleur, maar wij lopen weer verder.
Ik was namelijk ook wel benieuwd naar psych-collectief Hills uit Göteborg, Zweden, dat overigens ook op het Eindhoven Psych Lab staat dit jaar. De soundcheck van de band in de Green Room loopt eigenlijk ongemerkt over in het eerste lange nummer dat je kunt bestempelen als standaard psych met een fijne flow. Alleen Hills houdt het wel heel lang vol zonder al te veel te variëren. Te weinig lijkt het. En ook de band speelt nog wat onwennig. En waarom hebben ze die zanger er bij, die af en toe van die Duitse (?) geboden loopt te prevelen tussendoor als een over het paard getilde rockzanger. Ik vind het niet echt passen en dat is ook niet wat de muziek nodig heeft. De lange nummers (drie of vier hooguit in de set of zo) zijn gewoon te lang uitgerekt en worden gedragen door steeds maar dezelfde akkoorden. Een lekkere flow, er wordt aardig gejamd, maar de gitaren zorgen voor wat te weinig ontwikkeling waardoor het uiteindelijk wat spanning mist. Zo’n band zou dan toch eens ergens wat breaks moeten inbouwen, hier en daar wat meer vette riffs of het zoeken naar meer variatie in de andere instrumenten naast de gitaar. Valt toch een beetje tegen dus.
Deze ochtend werd in de Bed & Breakfast nog door onze huisgenoten Of the Wand and the Moon gedraaid, en dat was wel even een verademing op de vroege dag tussen alle schreeuwerige blackmetal. Even iets heel anders, en zoiets als melancholische melodieën. Je kunt het plaatsen onder folk, maar dan uiteraard met een sombere of donkere ondertoon met veel akkoorden in mineur. Of noem het volgens het boekje ‘neofolk/experimental’. Het is een project van de Deense muzikant Kim Larsen met verschillende gastmuzikanten. Larsen zelf heeft een kenmerkende stem die ergens ligt in de buurt van Mark Lanegan en Johnny Cash. Het geheel geeft een typisch sfeertje zo, met die oude zwart-wit filmpjes op de achtergrond, en het volle synthesizergeluid. Mooi vol en zwierig, maar ook weer niet opzienbarend verder, maar wel weer even iets anders naast alle lompe muziek.
Toch lopen we weer verder, hongerig naar al die bands die hier te vinden zijn, en we bezoeken weer even café Extase waar het Belgische Bliksem er een genadeloos hardere klap op geeft met een thrasy speedmetal-achtige muziek en wederom een hoofdrol voor een energieke zangeres (Peggy Meeusen), die de zaal goed weet op te jutten. Wat later wordt de metal ook wel wat minder snel op ons afgevuurd in een wat meer klassieke stijl, maar dat is goed voor de afwisseling. De zaal gaat er helemaal in mee, en dat mag ook wel, de band speelt goed en strak, zoals het met dit soort muziek ook wel gespeeld dient te worden. Leuk tussendoortje.
Nog een tussendoortje met Lychgate door even heen en weer te lopen naar de Green Room in 013 voor een stukje standaard doom(black)metal, maar wel met een echte mooie orgel op het podium voor de nodige sinistere kerk-sfeer dat altijd zo mooi past bij dit soort muziek, samen met de ‘tegeltjeswijsheden’ die verschijnen op het doek op de achtergrond. De band speelt hier An Antidote To The Glass Pill uit 2015, een cult-klassieker in wording aldus het programmaboekje. Het kerk-orgel klinkt machtig en de muziek zoals het hoort heerlijk pompeus, maar als genre blijft het een beetje een gimmick, maar dat geldt voor veel metalbands.
Wat dat betreft loop ik gelijk een heel stuk warmer voor wat Black Moon Circle even later in Extase staat te doen met hun psychedelische space- en stonerrock muziek. Wat een heerlijke drive/groove heeft deze band, met veel lekkere wisselingen in tempo, lange spacy uitspattingen, uitstekende bas en drummer en als kers op de taart is Dr. Space (Øresund Space Collective) ook aanwezig met zijn spacy geluidskunsten. Daarnaast is het ook wel weer eens leuk om echte vloeistofdia’s gemaakt te zien worden, live dus, geprojecteerd op een opvallend gekreukt en losjes opgehangen wit laken op de achtergrond. Black Moon Circle raakt hier zelfs iets in mij wat ik ook wel kan hebben als Motorpsycho (ook uit Noorwegen) live gaat jammen, en dat is een dik compliment. De band vormt hier een flink hoogtepunt van de dag, een band die ik nog best wel eens vaker zou willen zien, een criterium voor succes. ‘Wat een band, een live band pur sang!‘, roep ik enthousiast na afloop.
Het wordt overigens tijd dat Motorpsycho maar eens gaat optreden (het had gekund dit jaar zou je zeggen) of zelfs cureren, er komen bijzonder veel gave bands uit die regio, en verschillende bevriende muzikanten uit de kring en bandleden zelf hebben al wel eens op Roadburn gestaan. Met zo’n staat van dienst zou ik dat toejuichen.
Nog een aardig uitsmijter op dit late tijdstip (inmiddels) is Zone Six dat een dag eerder ook in Culd de Sac stond maar vandaag de Green Room mag afsluiten. De Duitse band wisselt nog wel eens van leden (en had ook al lang geen plaat meer uitgebracht), maar bestaat vandaag uit Dave Schmidt a.k.a. Sula Bassana op drums, Komet Lulu op bas en gitarist Rainer Neeff. Het valt wel weer in de klassieke hoek van bezwerende psych, met veel gitaareffecten op een bedje van fijn voorstuwende en -groovende en bas en drums. Neeff heeft wellicht niet de looks en de uitstraling van een gewiekste coole gitarist, maar zijn gepiel blijft toch interessant. Je mist hooguit eens een keer een goedgeplaatste mighty riff om de boel eens een keer interessant af te toppen. Maar goed, de opbouw is vaak lang, maar door de langzame tempoversnellingen blijft het interessant. Fijne band. Prima einde van dag twee.
Zaterdag
Het is zaterdag, de derde dag van Roadburn, en onze energie verlaat langzaam ons lichaam, maar dat vullen we wel weer aan met friet en bier. We gaan ruim op tijd richting Cul de Sac, om toch maar eens de eerste band te kunnen zien om dit relatief vroege tijdstip van 14:00 en gelukkig weten we een goed plekje te bemachtigen in de ‘kuil’ achterin het café. En dat voor een Nederlandse band. Wat geeft het. DOOL uit Rotterdam geeft hier een fantastisch visitekaartje af. De band is nog niet zo heel lang bezig, maar je merkt de kwaliteit, niet zo gek met deze verzameling van rasmuzikanten, waaronder zangeres/gitariste Ryanne van Dorst (bekend als Elle Bandita), drummer Micha Haring (The Devil’s Blood), bassist Job van de Zande (The Devil’s Blood, Malkovich), en gitaristen Reinier Vermeulen (Liar of Golgotha) en Nick Polak (Gold). Volle bak op het podium en in de zaal dus. De band oogt wat nerveus en/of geconcentreerd, maar vanaf het eerste fantastische nummer (“Vantablack” begreep ik hier) gaat het er goed strak op, met flinke massieve doomy/stoner-riffs, ook wel afgewisseld met meer melodieuze stukken en fijne gitaren gedrenkt in effecten waar het kan en moet. Geweldige band met geweldige nummers en met de nodige headbangmomenten. Een fijne combinatie tussen wat lomper en wat lucht, gelaagd en to the point. Ook de laatste twee nummers (als laatste “The Alpha” blijkbaar) smaken naar (veel) meer. Een debuutalbum bijvoorbeeld. Roadburn gaat valt in elk geval massaal voor de band, gezien de reacties uit het publiek.
Even bijkomen met Yudok III in de Green Room zou je denken, met spacy/ambient freejazz en dikke drones. Ze zijn niet geheel toevallig met z’n drieën; op gitaar (her)kennen we gitarist Dirk Serries die wel vaker van dit soort spul maakt, en die ik eerder zag in het voorprogramma van My Bloody Valentine (september 2013). Hij staat hier met drummer Tomas Järmyr en Kristoffer Lo, die de tuba gebruikt voor extra laagjes ambient/noise. De lange nummers worden ook hier omzichtig opgebouwd tot een flinke ontbranding met fijne noise en jazzy (geïmproviseerde) drums.
Tijd om wat te lunchen in Dudok, waardoor we daarna makkelijk nog even naar boven kunnen aldaar voor een stukje Galley Beggar, daar neergezet door Lee Dorrian, die vandaag Het Patronaat mag vullen met zijn keuzes, nadat hij dat een dag eerder voor de grote zaal had gedaan. Het is weer even rustige folk(klore), aardig, licht zwierig, met viool en lieflijke zang. ‘Acid-tinged folk-rock’, volgens het boekje, ‘in the true spirit of classic era Fairport, Trees, Spriguns, Mellow Candle’. Ik heb er geen verstand van, maar Dorrian is fan en blijkbaar ook Walter Hoeijmaker (artistiek leider van Roadburn) zelf zette album Silence & Tears bovenaan zijn lijstje vorig jaar. Het blijft apart om dit soort muziek te horen tussen al het lompe geweld, en het is mij ook net wat te lief en vrijblijvend. Voor elk wat wils.
In de Green Room staat Astrosoniq dan uit eigen land (‘wizards of Oss’) met hun op papier interessante space/prog/psych-rock. In het voorluisteren was ik vooral gecharmeerd van een nummer als “As Soon As They Got Airborne“, dus dat zou niet mis moeten gaan. Toch? Toch wil het me maar lastig pakken vandaag, en dat ligt ook aan het wat doffe geluid (wellicht sta ik niet helemaal goed, te ver naar rechts) en kan ik b.v. wat minder goed tegen de wat overdreven zang(er). De gitaar mag ook wat harder! Afijn, uiteindelijk komt de schwung er wel veel meer in gedurende het optreden, maar ik blijf het idee hebben dat hier meer uit te halen valt, wellicht omdat de heren ook niet zo vaak samen spelen, het vloeit het niet helemaal zoals het hoort in mijn beleving. Pluspunt zijn natuurlijk de prima visuals van Mr. Roadburn himself Walter Hoeijmakers, die links naast mij de beelden live achter de band laat projecteren.
Daarmee mis ik dus wel een flink stuk van Kontinuum in Extase, de band uit IJsland die net als een band als Sólstafir post-rock-achtige sferen weet te raken, maar verder houdt de vergelijking toch wel wat op. Wat ik zo snel hoor van de band zijn de meer afgemeten nummers en ook een post-black (wave) invloed in mijn beleving. Meer richting de hapklare stadion-rock zelfs door deze gelikte rockers met zwarte leren jasjes, maar wel dik doorspekt met een majestueuze sfeer zoals ze dat blijkbaar vooral in IJsland kunnen maken. Mijn broer had tranen in de ogen, vertelde ie na afloop, zo mooi, maar hij heeft het langer gezien en stond verder vooraan. Goed, hopelijk komen we Kontinuum nog eens een keer ergens tegen voor een volledige ultieme beleving.
Een klein stukje Tau Cross nog in de grote zaal, met hun smerige punkige midtempo rock ‘n roll. Of noem het een sludgy Motorhead-stijl, met vinnige riffs, en de wat raspende zang. Toch trekt de stijl mij niet direct, dus we gaan maar weer eens terug richting Extase waar Carousel staat uit Pittsburgh USA, met een heavy seventies rock ‘n roll met aardige gitaarsolo’s, beide gitaristen krijgen hier de ruimte. Hoewel op de plaat nog wat vederlicht geproduceerd klinkt het hier goed en strak, oftewel goed uitgevoerd met een goede drummer en de fijne puntige gitaarsolo’s van de zanger/gitarist. Ongecompliceerd en het lijkt op van alles, maar wel prima uitgevoerd.
We kiezen voor in datzelfde Extase later voor de folk van Crumbling Ghost dat apart wordt gecombineerd met andere stijlen, zodat ik op het einde het maar postpsychstonerdoomfolk noem, met soms wat fijne stonerriffs en opgewonden met wat psychende gitaren. De folk en melodieuze cleane zang(eres) klinkt wat vreemd in de deze bijt, maar het klinkt niet onlogisch, alhoewel het wel lastig laat excelleren. Toch doet het dat sporadisch wel, waardoor je kunt spreken van een band met potentie, die zich ook niet laat vastspijkeren op een genre en op zoek gaat naar avontuurlijk, dat is altijd te prijzen.
Amenra is inmiddels al begonnen in de grote zaal met hun ‘Afterlife Acoustic’-uitvoering (van de gelijknamige EP Afterlife) en dat werkt bijzonder goed in de grote zaal, al komt het achterin vermoedelijk net wat minder intiem over dan de bedoeling is. De bandleden zitten op altaren in een kring op het podium, met daarachter de prachtige zwart-visuals. De muziek klinkt donker maar sereen, depressief maar met de nodige hoop. Mooie sfeer in een behoorlijk stille (grote) zaal. Amenra klinkt als ‘light’-versie eigenlijk interessanter dan in de woeste en schreeuwerige uitspattingen zoals bij normale optredens van de band.
Een stukje van het Belgische La Muerte dan nog in een enorm volgepakt en mistige Green Room, maar het is dan ook de terugkeer op het podium van culthelden uit de jaren tachtig en begin jaren negentig. Het klinkt me dan ook wat gedateerd deze zwaar geserveerde rock ‘n roll, maar voor eventjes is het wel aardig, en jawel, de zanger treedt op met juten zak op de kop, hebben we dat ook weer gezien.
Dan is het de beurt aan de grote act van vandaag (en morgen) Neurosis uit het Amerikaanse Californië, die hier hun ’30th Anniversary’ show speelt op het festival. Twee keer zelfs, met een wisselende set. De groep heeft in al die jaren meerdere genres bediend en ongetwijfeld beïnvloed, en dat is in de twee uur lange set vanavond goed te horen. Dat maakt het ook wel afwisselend, misschien ook wel broodnodig wil je zo’n lang optreden boeiend houden. Dus komt er niet alleen post-metal spul langs, maar wisselen de heren mooi af tussen doom/punk/industrial/post-metal en is er zelfs plek voor een Joy Division-cover “Day of the Lords”. Het laatste stuk met “An Offering”, “Through Silver in Blood” en “Stones from the Sky” klinkt groots en meeslepend, mooi uitgesponnen en dynamisch. Een spetterende finale met ook extra aandacht voor percussie. Met zo’n set toont Neurosis hun klasse. Ondanks de inmiddels zere voeten ben ik blij dat ik hier ben blijven staan. Ondanks dat ik de band thuis zelden (meer) aanzet, daarvoor is de zang te gruizig en zijn de songs me soms ook net wat te eentonig, weet Neurosis me met hun jublieumshow te overtuigen vanavond (setlist).
Zondag
We hadden het gisteravond al zien hangen op de kleine aanplakbiljetten in 013, de laatste dag van Roadburn – de traditionele ‘Afterburner’, zou gestart worden met een verrassingsoptreden van het IJslandse The Vintage Caravan in Cul de Sac. Om 14:00 uur al. Dus ‘vroeg’ uit de veren om dit er toch maar even bij te pakken, en je weet dat je dan een beetje op tijd moet zijn om het fatsoenlijk te kunnen zien en horen in de ruimte achterin dit café. Gelukkig zijn we er op tijd en kunnen het dus goed volgen. Het is een lekkere opening van de dag, met ongecompliceerde seventies heavy rock en metal met fijne ritmes en lekkere riffjes. De jongens zijn onverminderd enthousiast, net zoals toen op Roadburn 2014 (achteraf gezien moet ik ze daar toch gemist hebben, al kan ik het me niet meer precies herinneren). Volgens mijn festivalmaat was het toen nog wat beter en enthousiaster in elk geval, maar ik vind het toch wel een fijne start van deze laatste dag.
Zaterdag het hoofdpodium afsluiten met Neurosis, en op zondagmiddag de Green Room openen. Gitarist/zanger Scott Kelly staat op deze middag met Sanford Parker (ze speelden ook samen in Corrections House, te zien geweest op Roadburn 2014), die dezelfde avond afsluit met zijn doom metalband Buried at Sea, overigens na de tweede show van Neurosis. Dat is toch ook uniek aan Roadburn lijkt me, dat er veel bandleden opduiken in andere vormen en maten op diverse plekken.Kelly had ook al een solo-optreden (met akoestisch gitaar) op vrijdag achter de rug. Bezig mannetje dus. Ondanks de faam van Kelly is het voor Mirrors For Psychic Warfare nog niet heel druk, wellicht moeten veel Roadburners nog even de bijkomen van de drie dagen daarvoor, maar het is natuurlijk ook wel even andere koek met die noisy soundscapes en de enorm dikke drones die de zaal in wapperen, ondersteund met wat zang van Kelly. Lekker wel eigenlijk dit soort donkere shizzle, al is het behoorlijk herhalend ook en houdt het daarom ook wat lastig de aandacht vast.
Het Noorse Green Carnation lonkt ook in de grote zaal met hun folky progmetal. De muziek van de band rond Terje ‘Tchort’ Schei (ex-bassist van blackmetal-band Emperor) is soms even wennen, want echt zwaar wordt het nergens ondanks wat lome doom-achtige riffjes en een enkele partij met dubbele bassdums. Ook deze band speelt een album integraal, het vijftien jaar oude in 2001 uitgebrachte “Light Of Day, Day Of Darkness”, en dat klinkt als wat gedateerde prog ergens, maar de fijne solo’s en aardige sfeer tillen het naar een aangename ontmoeting met de band, al word ik er verder ook niet wild enthousiast van. Degelijk en onderhoudend dit.
Apart eigenlijk dat er zijn weinig post-rockbands op Roadburn staan. Hoewel veel bands in het genre niet echt vernieuwend te werk gaan, zijn er volgens mij nog wel genoeg vooruitstrevende bands te vinden die op dit festival zouden passen. Sowieso is zang overgewaardeerd op dit festival, d.w.z. is ik zie het nog wel eens als een wat lelijk instrument, zeker als je maar wat lelijk schreeuwt, maar dan zal niet iedereen het met me eens zijn. Jakob – helemaal uit Nieuw-Zeeland – is dus eigenlijk wel een fijne act tussen het minder subtiele geweld,met toch een redelijke klassieke benadering van post-rock. Atmosferisch dus met de nodige gitaarlagen, mooi opgebouwd tot wat meer bonkende riff-achtige passages, en daardoor voelt Jakob toch ook wat dieper en meeslepender dan vergelijkbare acts. Kan ook liggen aan de grote zaal en de enorme geluidsinstallatie natuurlijk. Samen met de aardige visuals op de achtergrond (vooral boomstammen in diverse vormen in het bos), duwt het ons in elk geval in een fijne sfeer. Uitstekende band weer, we worden verwend.
Veel slechte bands zijn er niet, en dan gaan slordigheden juist wat opvallen. Zo is het Amerikaanse heavy psych-trio Ecstatic Vision in de Green Room niet vlekkeloos, de band maakt bij aanvang een behoorlijk slordige indruk, alsof ze het er maar even bij doen. De gitaar staat veel te hard in het begin en juist die gave sax staat veel te zacht. Hoewel de noodzakelijke flow er wel degelijk in komt gedurende het optreden wil het maar niet ontbranden, daarvoor is de gitarist veel te rechtlijnig en wat fantasieloos bezig, het lijkt alsof hij de bagage ook niet heeft om wat verder te excelleren zoals andere bands dat wel doen op het festival. Nee, de ideeën zijn goed maar de uitwerking is wat simpel. Hier zit veel meer in.
Ondertussen staat Amenra (of AmenRa of Amen Ra) wederom een bomvolle grote zaal met dit keer een ‘gewone’ set. Ik heb de Belgische band vaker gezien (nog eens voor een man of 200 op de-Affaire in 2009 en later nog op FortaRock XL in 2013) en het wijkt niet direct veel af van wat ik eerder zag, maar in zo’n grote zaal komt het wel groots over. De gave visuals met zo’n goed geluid komen dan ook veel beter over dan op een tent op een festival, het grote voordeel van zo’n festival in een popzaal. En toch. Ondanks de mooie intro’s en aardige sfeerstukken is het voor mijn smaak te schreeuwerig, waar ik maar lastig in mee kan gaan.
Het Franse Klone zit vervolgens enorm ingeklemd tussen twee grote headliners en trekt het minste publiek in de Green Room dat ik dit weekend zie, de zaal is hooguit een derde tot half gevuld op z’n best. Onterecht vind ik. Achteraf. Maar ik snap het wel, als het zo tussen twee grote acts zit en Neurosis duurt twee uur is het nu het moment om even bij te komen. Het kan ook zijn dat dit soort melodieus gezongen prog niet direct aanspreekt bij veel Roadburners. Okay dat kan. Het is wat gladjes in het begin ook (meer richting een softe Riverside, ook wat betreft zangstem), maar laten we wel wezen, dit is zo’n beetje de beste zanger die we het hele festival tegenkomen, ook al klinkt die wat gladjes over die progressieve muziek, die gedurende het optreden wel degelijk feller en gemener wordt. De band is uitermate strak en je ziet aan alles dat ze goed op elkaar ingespeeld zijn, wat een groot verschil ook met Ecstatic Vision eerder. De band gaat er vol voor ondanks een wat legere zaal, en ik wordt er steeds meer in meegetrokken en de groteske riffs klinken steeds lekkerder. Een oud favorietje van me “Rocket Smoke” klinkt waanzinnig, fantastisch hoe melodie en dikke riffs hier worden gecombineerd. Klein minpuntje is de wat zachte (linker) gitaar in de mix, maar dat is slechts een kleine opmerking op een opmerkelijk strak optreden, dat met een waanzinnige dikke cover van Björk’s “Army of Me” eindigt. Topband. Verdiende meer publiek. Here Comes The Sun van vorig jaar moet ik toch ook maar eens opsnorren, al staat het niet op Spotify en zou de wat zwaardere metal er inmiddels wel uit zijn. Jammer eigenlijk.
Nóg een keer twee uur lang Neurosis leek ons wat veel van het goede dus we gaan nog even op zoek naar ander vertier, maar meer dan de Green Room en Cul de Sac is er, naast de grote zaal, niet open op deze laatste dag. Het Britse Gentleman’s Pistols (met zanger/gitarist James Atkinson van hardcore group Voorhees) in de Green Room is redelijk standaard seventies rock, een beetje sleazy en midtempo, aardig, maar verder niet zo spannend om hier lang (bij stil) te staan.
Neurosis dan toch maar weer, het laatste – pak ‘m beet – half uur met een hele andere set dan gisteren en dat komt iets minder binnen, ook door de wat meer rechtlijnige songs met minder verrassing (die wij dan nu horen dan). De laatste 1 of 2 nummers zijn dan wel weer fijn (“The Tide” en “The Doorway”). (setlist)
Er is nog een naprogramma met PH in de kleine Green Room-zaal in 013. Of MPH, zoals elders op de Roadburn site. Oftewel Mr. Peter Hayden samen met drie leden van Dark Buddha Rising (vrijdag nog moeten missen in Het Patronaat). Als uitsmijter van het festival is het nog best – eh – lastige muziek: lome, dromerige, spacy, psychdoom, dat af en toe wel degelijk uithaalt en daarna weer uitgebreid tijd neemt om adem te halen. Natuurlijk is het vaag, het lijkt een groot lang nummer en dat is misschien ook wel zo, en vergt wat inspanning, ook al lijkt een deel van het publiek sowieso al vertrokken naar andere dimensies, wie weet met wat hulp van speciale middelen.
Buried at Sea is de lompe en redelijk standaard doom-band als afsluiter op de main stage, soms pakt het me wel dit soort doommetal, maar ik vind het net te loom met te weinig ontwikkeling, of we zijn inmiddels echt murw gebeukt door de vele bands en te moe om het nog echt goed binnen te laten komen.
We proberen dan nog bij afsluiter Death Alley te komen in Cul de Sac en nemen daar nog even een afzakkertje bij de bar, hoewel de muziek daar wat lastig te volgen is dus en het geluid veel slechter dan bij of in de muziek-kuil achterin. Toch voert het ons wel mooi richting het einde van het festival.
Het is mooi geweest. Nou mooi. Lekker donker, woest, lomp, loom, vet, opwindend, opzienbarend, knallend, hallucinerend. Persoonlijke hoogtepunten waren er in de vorm van Mantra Machine, New Keepers of The Water Towers, DOOL, Neurosis, Mondo Drag, Klone, Black Moon Circle, Jakob en Zone Six. Meeste indruk maakte toch wel Sinistro.
Maar iedereen heeft zo z’n eigen hoogtepunten. Slechte bands bestaan er bijna niet op dit festival, een lijstje hoogtepunten wordt vooral gevoed door een voorkeur voor genres. Maakt ook niet uit, het is een festival dat erg goed is in de breedte, wat dat betreft zou het ook aardig zijn als meer kans is om ook de wat kleinere bands te kunnen zien, in iets grotere zalen wellicht ook. We zullen zien wat het volgend jaar wordt,we kijken er weer naar uit. Alvast voor de agenda 20-23 april, wederom in Tilburg, in en rondom 013. Ik hoop tot dan!