De Nits zijn op tournee om hun nieuwste project Malpensa ten gehore te brengen. Maar de concertreeks moest starten zonder Robert Jan Stips, die getroffen werd door een bacteriële infectie in zijn linkerhand. Gelukkig was er tussen de fysiotherapie-sessies door wel tijd voor een interview. In een prachtig maar toch wel wat lawaaierig eetcafé in Delft sprak hij met File Under over onhandigheid, verandering en inspiratie.
mij=Interview: ForestSounds.
We kunnen er niet omheen: hoe gaat het met je hand?
Nou, er zit op zich progressie in. Het is geopereerd vanwege een bacterie. Geen idee hoe die er in is gekomen. Waarschijnlijk gewoon in het dagelijks leven als een papiersneetje in mijn duim, dat ondanks Betadine en pleisters toch is gaan ontsteken. Dat was in de periode dat ik vrij veel soloconcerten deed. Het was heel vreemd, de laatste concerten eindigden steeds in een soort bloedbad op de toetsen. Ik had ook heel veel van die winterkloofjes. Dat sneetje zelf, daar besteedde ik eigenlijk niet eens zo heel veel aandacht aan, het waren meer die kloofjes waar ik me zorgen om maakte. Maar dat sneetje begon opeens te ontsteken: mijn duim werd dik, en een week later schoot het opeens door naar mijn pols en onderarm, met echt ellendige pijn. Toen ben ik 's nachts naar het ziekenhuis gegaan en ben ik de volgende ochtend geopereerd. Die pijn viel bijna niet weg te halen, want er zat een zenuw klem tussen pus en ontstoken weefsel.
En nu?
Fysiotherapie. Een ongekend snel herstel zit er echt niet in, ik hoop nu op… over een maand misschien… maar ik kan mijn vingers al weer een beetje bewegen… Drie vingers waren echt totaal gevoelloos en daar begin ik nu weer een beetje gevoel in te krijgen.
Maar de verwachtingen zijn dat het wel helemaal herstelt?
Ja, inderdaad. Het is niet ernstig, maar het kost gewoon veel tijd. Alle functies zijn er, alleen moeten ze weer terug naar wat het was.
Malpensa, de nieuwe plaat, wordt op File Under omschreven als een 'aangename vervreemding'. Is dat een goede benaming?
Ja, ja… dat heeft het zeker in zich, omdat we niet voor de meest logische oplossingen hebben gekozen. We proberen net even anders te zijn dan dat je in eerste instantie zou doen. Dat is voor jezelf ook leuker, om één deur over te slaan en de volgende deur te pakken. Dus als je dat alle drie doet, dan kom je gezamenlijk tot iets dat zo omschreven kan worden.
Hoe zijn jullie tot het besluit gekomen om in verschillende studio's op te nemen?
Dit is de vijfentwintigste cd, waarvan we er zo'n twintig in de Werf in Amsterdam hebben opgenomen. Dat gaat altijd prima, maar op een gegeven moment is het ook wel leuk om iets anders te proberen. Nou is de cd-verkoop tegenwoordig niet meer zo dat je grof met geld kunt smijten voor opnames. We kwamen toen uiteindelijk op het idee om sowieso iets op te nemen bij Colin Benders [Kyteman] in Kytopia, omdat dat hele analoge ons interessant leek. Da's toch weer een andere invalshoek. Zelf zijn we heel blij met het digitale, alle gemakken die je daarmee hebt. Dat je vroeger een gehele take moest weggooien omdat er een foutje in zat, dat kan je nu gewoon even wegpoetsen. Of laten zitten, dat doen we ook vaak. Maar dat gemak is wel heel prettig. We merkten in Kytopia dat we daar heel verwend in waren. Bij een take bijvoorbeeld bleek één stukje nog niet zo lekker. Wij reageerden toen met een [doet net alsof hij in een microfoon praat] ´dan haal je dat toch effe weg?´. Maar nee, dat kan dan niet [lacht].
Welke nummers stammen uit die sessies?
We hebben daar een paar dingen gedaan, waarvan alleen “Bad Government and it's Effect on Town and Country” op de plaat is verschenen. Dat is toch al een uitzondering op de plaat, dat is meer de speelse, muzikale kant van ons.
Het nummer klinkt als één lange improvisatie. Was het dat ook?
Ja, het was een kennismaking met Colin, hij liep daar constant rond en zei: ´geef maar een gil als het gaat gebeuren´. En dan sta je opeens met zijn allen die take op te nemen. We hebben dat in twee, drie takes opgenomen. Het is leuk dat een dergelijke kennismaking op de plaat is gekomen.
De nieuwe cd bevat veel elektronische geluiden en drumloops. Hoe is dat idee ontstaat?
We leggen van tevoren vaak, en ook in dit geval, een lijn uit. Daar hoeven we ons niet letterlijk aan te houden, maar toch. Zoals bij Ting, toen was het idee: geen gitaar, alleen klassiek slagwerk en als het even kan Zwitserse stenen [lacht]. Dan geef je zo'n project – we praten liever over 'project' dan over 'cd', de kans om een eigen gezicht te krijgen. En je weet met zijn allen een beetje waar je aan toe bent, welke richting het uit zou kunnen gaan. Zo leek het ons bij Malpensa leuk om weer eens heel erg elektronisch te beginnen, en in vier fases te gaan opnemen: eerst elektronisch, dan akoestisch, dan een sessie met strijkers en een vierde sessie die nog ingevuld moest worden. We begonnen met de elektronische sessies en daar zijn we eigenlijk in blijven hangen.
In hoeverre zijn de ritmepartijen dan meer naar jou toe geschoven?
Nee, dat is Rob [Kloet] zijn ding. Helemaal. Die begon ook letterlijk vaak met een aantal loopjes die hij gemaakt had. Die liet hij ons dan horen: ´jongens, dit is er één´. En daar gingen Henk [Hofstede] en ik dan wat op spelen. Het leuke was dat Rob daarbij wel voor verrassingen had gezorgd, dat zo'n loop dan opeens wegviel en alleen de clicktrack doorliep. Dan moesten Henk en ik met die verrassing omgaan. Zo houden we elkaar ook scherp, en het houdt ook het plezier in het spelen. Een van Rob zijn favoriete opmerkingen is ´een ritmebox is leuk, vooral als je hem uitzet… en daarna weer aanzet´. Ik denk dat hij dat vanuit die gedachte heeft gedaan. Het prettige van drumloops is dat het een bepaalde aandacht niet vraagt; het laat ruimte voor andere dingen.
Hoe gaan jullie dat live doen?
Ook met loops, net zoals in de studio. Rob speelt de loops in delen, we zijn ook niet gebonden aan het concept. Maar in een nummer als “Schwebebahn” gaat het wel door heel het nummer door, net als in “Man on a Wire”.
Echt? Die ritmepartij klinkt juist heel los.
Toch is dat een loop. Het is ook een tempo dat zou je zelf nooit zo spelen. Je zou het altijd net iets sneller spelen. Als je dat tempo aanzet denk ja, ja…. neem iemand anders in de maling. Maar dan ga er overheen spelen en dan klopt het wel, dat is de schwung die het nummer ook nodig heeft.
Ik zag op de website een foto waarop ik ook wat oude analoge synthesizers zag uitgestald.
Ja ja, de Moog! Ik heb de oude mini Moog weer uit de kast gehaald. Ik wist niet eens of-ie het nog wel deed.
En?
Gedeeltelijk. Hij gaat live ook mee. De Moog is een van de weinige synthesizers die steady blijft op het podium. Vroeger had ik bijvoorbeeld de ARP 2600, dat mooie kastje met snoertjes. Maar zodra die onder een spot kwam, was hij bijna een halve toon hoger. De Moog heeft dat niet. In het begin wel, maar nu zijn er geluidskaarten gekomen die steady blijven. Het was een mooi weerzien met de Moog, omdat het in combinatie is met de computer. Ik speel alle via Cubase, dan kun je zelf effecten toevoegen aan de Moog. Dat geeft een hele verrijking. Vroeger was dat een flinke beperking, dat je bij de mix pas kon gaan denken aan galm of wat dan ook. Dat moest je je dan bij het spelen inbeelden en dat lukt niet altijd. Nu kan ik gelijk naar eigen believen alles met het geluid doen tijdens het spelen.
Je noemt nu een aantal voordelen in de ontwikkeling van de toetsinstrumenten. Je hebt natuurlijk alles voorbij zien komen in je carrière aan vernieuwing van de instrumenten. Waren dat allemaal verbeteringen?
Nou, bij elke verandering is er een vooruitgang en iets wat je achter laat. De beperking van dingen vroeger was ook iets heel charmants, maar de mogelijkheden die er nu zijn geeft wel iedereen de kans om te klinken zoals je zelf wilt.
Maar ook om snel te vervallen in presets?
Als dat je keuze is, dan klink je als iemand die presets wil gebruiken, ja.
In de jaren 80 was dat wel vaak het geval, toch? Toen leken heel veel toetsenisten op elkaar.
Ja, dat kwam door de [Yamaha] DX7. Daar wist niemand mee om te gaan. Dus dan maar die presets, dat klonk allemaal goed, en het waren allemaal hippe geluiden. Voor even [lacht]. Die DX7 heb ik dan ook bewust vermeden. Niet aan geweest. Ik ben er wel ooit ingedoken en had al snel door dat het zo ondoorzichtig was en zo moeilijk te beïnvloeden, daar had ik gewoon geen trek in. Dan word je slaaf van het instrument en dat heb ik toch wel liever andersom.
Volg je de ontwikkelingen nog wel?
Ja. Ik heb nu bijvoorbeeld met een aantal plug-ins gespeeld. Dat is heel goed bevallen. Het zijn toch weer synthesizers met een andere benadering van binnen, dat vind ik wel interessant. Bij een aantal plug-ins heb ik gewoon presets gebruikt, maar dat komt ook omdat het aantal presets tegenwoordig zoveel groter is dan vroeger. De kans op verrassingen is zoveel groter, er zitten altijd wel geluiden tussen waardoor je verrast wordt: ´da's een gek geluidje, wat kan ik daar mee doen?´ Ik gebruik nu dan ook wel meer presets dan vroeger. Hoewel, je gaat natuurlijk wel altijd nog dingetjes veranderen. Als ik een nieuw instrument hebt, met zoveel geluiden, dan geef ik soms gewoon die knoppen een zwaai en dan ga ik spelen met wat er uit komt. Want ik heb wel geleerd in de loop der tijd dat het voor een muzikant belangrijk is om te beseffen met welk geluid je speelt. Dat je wat je speelt daaraan moet aanpassen. Veel mensen willen iets spelen en zoeken daar dan een geluid bij. Dan maakt het niet uit wat het geluid is, want ze blijven altijd datzelfde spelen. Het is echter belangrijk dat, als je met geluiden speelt, je een soort verbond moet sluiten: “oké, jij bent dat geluid, ik ben die speler, maar ik merk dat ik jou anders moet spelen dan dat andere geluid”.
Wanneer is daarbij iets geluid en wanneer wordt het muziek?
Geluid is geluid en wat ik er van maak is muziek [lacht]. Een duidelijk voorbeeld op deze plaat is het nummer “Blue Things”. Dat waren we aan het spelen en toen dachten we, dit hebben we al honderd keer gedaan: mooi nummertje, mooi gespeeld. Toen hebben we het helemaal weggeveegd, en hebben we het gespeeld met ik alleen aan de Moog, Henk op piano en zang, en Rob die iets heel subtiels doet met percussie. En dat is toen in één take geworden wat het nu is. Dan ben je dus echt met geluid bezig, dat wel het nummer volgt, maar het was wel echt aan knopjes draaien… millimeters… Maar dan ben je wel heel creatief bezig op zo'n moment. We moeten altijd maar weer zien of dat live weer lukt, het was wel een soort geluks-take.
In hoeverre vind je belangrijk dat het live lukt?
Nou, we doen het altijd wel iets anders, lukt het niet zus dan lukt het wel zo. Het zou ook heel saai zijn als we “Blue Things” de komende jaren precies zo spelen zoals het op de plaat klinkt. Dat zal niet gebeuren.
Hoe belangrijk is het uitbrengen van nieuwe albums voor je?
Het is toch wel het product waar het in eerste instantie om gaat. Het geeft ook een reden om te gaan spelen, want uiteindelijk gaat het dáár om. Maar het is prettig, het geeft een soort van houvast: ´dit zijn we nu´. Het is daarmee een momentopname, en als je die momentopnames achter elkaar zet, krijg je een filmpje.
Nog favoriete scenes in die film?
[lacht] Ik vind Ting wel een hele leuke plaat. Er zit veel piano in, en ik merk toch altijd dat piano overwint.
Je ziet jezelf vooral als pianist?
[enigszins aarzelend] Ehhh.. ja.
Als je een naamkaartje zou maken, zou er 'pianist' onder je naam staan?
Nee, als ik een kaartje zou maken, zou er alleen 'muziek' op staan. Maar binnen de toetsen is de piano toch iets dat overeind blijft. Ik heb dat ook herontdekt via mijn soloconcerten. Dan speel je twee uur met één instrument… en je merkt er niks van [lacht].
Je mist dan niet de rijkheid aan klankkleur die je met een diversiteit aan instrumenten hebt?
Nee, dat moet je dan anders invullen. Het gaat meer om gevoel, daarom is het zo leuk als je een akoestisch instrument speelt. Daarvoor geldt ook weer: je moet je heel bewust zijn van de klank. Je moet er niet uit willen halen wat niet kan. Daarom ga ik ook vaak, als ik solodingen heb, meer dan een uur inspelen om aan te voelen wat ik met dat instrument kan doen. Want soms kom je instrumenten tegen… zo'n staande piano ergens [lacht]. Maar dan toch, als je een tijdje bezig bent, dan denk je: ´ik ga dat niet doen, en dat weer wel´. Dan haal ik bijvoorbeeld de panelen onderuit om meer laag te krijgen. Zo is het bijvoorbeeld op sommige piano's niet mogelijk om “Pudding en Gisteren” te spelen: twintig minuten instrumentaal, dat redden ze soms gewoon niet. Dan is het niet leuk om te spelen en ook niet om naar te luisteren [lacht]. Bij sommige piano's merk je dat je in andere octaven moet spelen, bijvoorbeeld extra laag, wil je een beetje het idee krijgen dat het werkt. Het zijn zo een soort verkenningstochten.
Je bent binnen de Nits meer arrangerend dan componerend bezig.
Ja. Ik neem wel de tekst van één van de nummers voor mijn rekening, qua composities zijn dat vaak ook niet mijn eigen nummers. We maken een aantal songs gezamenlijk en dan net tegen het einde heeft Henk de eerste keuze. Ik pak dan ook een nummer, dat heeft natuurlijk ook met toonhoogte te maken.
Wat probeer je tekstueel over te brengen?
Eigenlijk zo min mogelijk. Henk zet de sfeer neer met een bepaalde thematiek, en daar wil niet echt iets heel concreets tegenover stellen. Dus de meeste teksten die ik voor die nummers schrijf zijn of op het menselijke vlak, of het zijn teksten die zichzelf niet helemaal bloot geven. Bijvoorbeeld op “The Long Song”, dat is echt zo'n vraagteken. Waar heb je het over? Dat doet geen pijn als je in een bepaalde sfeer zit. Ik zal dus niet opeens een Zappiaans nummer inbrengen.
Als we het oeuvre van de Nits bekijken, dacht je dan achteraf wel eens, dit was toch een deur te ver?
Nou, meer “een deur niet ver genoeg”. Dat had ik een beetje bij dAdAdA. Daar ben ik nu weer positief over, maar destijds vond ik de Nits een iets te gewone band worden, met lekkere nummers en alles voor elkaar.
Is dat de reden dat je toen tijdelijk gestopt toen?
Een beetje wel, ja. Het had misschien ook met de grote bezetting te maken, de verstandhouding was prima, het waren wel mensen die allemaal waardering voor elkaar hadden, dat was het probleem niet. Maar misschien dat ik me wel lekkerder voel in een kleine bezetting, dat ik dan meer mijn eigen kleur neer kan zetten. Zo eigenwijs ben ik geloof ik wel.
Het valt me op dat als jullie live spelen, de communicatie tussen Rob en jou bijna is als tussen een drummer en een bassist.
Ja, en dat is altijd al geweest. Dat gaat vanzelf. Ik vind ook van die bands waar mensen niet meer naar elkaar hoeven te kijken…nee… In-ear plugs vind ik ook niet bevorderlijk voor de muziek. Iedereen heeft dan zijn eigen mix, en zit op zijn eigen eilandje… met van die plexiglas wanden om de drums… Da's meestal niet de meest leuke muziek die daar uit komt. Dat doen we dan ook niet in de studio. We proberen daar zo natuurlijk mogelijk te zijn, om de overspraak die er altijd is juist ten gunste van de muziek te laten werken. Om te accepteren: ´hier klinkt het dus zo´. Als het dan niet bevalt kun je een paar maatregelen nemen of naar een andere ruimte verhuizen.
Henk werkt veel alleen aan het uitwerken van teksten en zangpartijen. Betekent dat dat Rob en jij ook dingen apart of met zijn tweeën uitwerken?
Nee, de vocalen zijn de laatste stempel. Dan kunnen we nog een paar dingetjes toevoegen, maar meestal is het muzikaal al echt compleet. Henk zingt tijdens het opnemen van de muziek fonetisch een lead, met “bla bla bla” en hier en daar een herkenningswoord. Om die sfeer vast te houden terwijl er wel tekst overheen komt is een moeilijk proces, dat laten we ook graag aan Henk over. Daar moet je je ook niet te veel mee bemoeien.
Laat je je dan ook niet leiden door teksten bij het kiezen van klankkleur en arrangement?
Toch wel, er zijn wel vaak keywoorden en thema's. En andersom schrijft Henk natuurlijk ook op de muziek die we gemaakt hebben.
Mensen consumeren tegenwoordig muziek op een andere manier dan vroeger. Het album als kunstvorm lijkt daardoor wat minder belangrijk te worden. Hoe zie je dat?
Tsja, zodra je dingen op shuffle kunt zetten… [lacht]. Het is gewoon een ander gegeven, het zijn ook dingen waar je je dan iets minder druk om hoeft te maken… Vroeger was het samenstellen van de elpee op zich heel mooi: je kon twee sferen maken, maar het moest wel allebei binnen de 20 minuten, anders was het snijden weer een hel. Dus ja, dat geeft ongelofelijk veel meer gemak nu. Je kunt bijvoorbeeld de volgorde makkelijker loslaten, want de ene helft luistert toch met shuffle en de andere helft downloadt alleen maar dat nummer, dus waar ben je mee bezig? Maar inderdaad, het hele bewuste kneden van een concept-LP of -cd, da's weg.
Als je muzikale invloeden moet noemen, wat inspireert je om de muziek te maken die je op dit moment maakt?
[denkt heel lang na] Er zijn altijd een paar vaste waarden. Waar je trouwens ook weer niet al te lang aan moet blijven hangen. (..) Als je het zo vraagt zou ik toch liever antwoorden in begrippen… (..) Nou, bijvoorbeeld “de deur verder”, dat hier ontstane begrip… en proberen niet al te modisch te zijn. Bijvoorbeeld, we hadden op deze plaat een paar partijen die bijna niet anders in te vullen leken dan met de Mellotron. En iedereen doet dat… allemaal die Mellotron. Nou had ik zelf de Mellotron al ten tijde van dAdAdA herontdekt, dus voor mij zou dat een herhaling zijn geweest. Het was zo lastig om dan een ander geluid te vinden dat ook voldoet… Op twee momenten op de plaat is er dus toch een Mellotron te horen [lacht]. Maar goed, die zoektocht vind ik dus wel belangrijk. Ja…'zoektocht' vind ik een belangrijk woord.
Heeft die zoektocht een doel? Zijn we er ooit?
Dat zou mooi zijn [lacht]. Ik zou het wel eens willen meemaken. [triomfantelijk:] “Wow! Dit is het!!!” En dan tien albums maken met wat je gevonden hebt… maar ik denk niet dat dat bestaat.
Zijn er nog muzikanten die je inspireren?
Nee, ik ben een zeer slecht consument, altijd al geweest. Dat komt misschien omdat ik al mijn hele leven met muziek bezig ben. Ik pik sowieso wel dingen op door anderen te horen, maar ik ben niet iemand die speciaal naar andere mensen gaat luisteren om te horen wat die nou doen. Tenzij ik per ongeluk heel erg geraakt wordt. Dat gebeurt wel zo nu en dan. Bijvoorbeeld in het begin van de zestiger jaren, toen hoorde ik iets van Soft Machine. Dat was slechts vier minuten geloof ik, op een feestje ergens, maar dat was écht een openbaring. Toen hoorde ik een aantal gegevens voorbij komen waar ik twintig jaar genoeg aan heb gehad. Die plaat heb ik ook pas twintig jaar later gekocht om niet al te zeer beïnvloed te worden. Zappa heb ik ook pas later verzameld: “Oké, nu mag ik ze binnen gaan halen, want de drang om het ook zo te willen doen is weg”.
Vermijd je het dan ook bewust?
Nou ja, wel om al te zeer beïnvloed te worden… Waardoor de bewondering trouwens niet minder groot wordt… Er zijn muziektechnisch een paar dingen in mijn leven waar ik toch wel heel veel aan heb. Zoals bijvoorbeeld de beginselen van de Franse impressionisten zoals Debussy en Ravel. De manier waarop zij muziek maakten, om niet met normale tertsen een akkoord op te bouwen maar met kwarten… dat ene ding op zich was voor mij een leven lang een zoektocht…
Laatst vroeg Rob me iets te maken voor zijn kunstproject waarbij hij percussiemuziek maakt bij gedichten van een dichteres. Toen heb ik geprobeerd helemaal schoon te starten. Dat was voor mij een hele grote opluchting om de verdeling van het octaaf om te zetten van 100% naar een ander percentage. Dan ben je opeens niet gebonden aan altijd weer die akkoorden en lijnen… en dan kom je in een heel andere wereld terecht. Dat vind ik leuke dingen. Maar ik zal het de mensheid niet aandoen om daar liedjes mee te maken [lacht].
Hebben we in onze zoektocht vandaag nog iets gemist?
Nee, maar als ik nog iets zou moeten zeggen, dan is het dat de nieuwe plaat geen één-haps cracker is geworden. Dus als je enigszins geïnteresseerd bent, neem dan de tijd voor de muziek. Het is een soort groeibriljant denk ik. Ik heb zelf vaak moeite om nieuwe producten van anderen al na één keer luisteren te beoordelen. Het is vaak nodig om twee, drie keer luisteren en dat is bij Malpensa zeker het geval. [enigszins spottend:] Dat zou ik de mensheid dus nog graag mee willen geven…
Hoi,
De speellijst klopt niet. Zie de Nits site ‘Agenda’.
Gr.
Johan
Hoi,
De speellijst klopt niet. Zie de Nits site ‘Agenda’.
Gr.
Johan
Zoals aangegeven werkt FileUnder om de speeldata te kunnen tonen samen met Podiuminfo. Iedereen zou aldaar zelf de data kunnen wijzigen die niet kloppen.
Toch bedankt voor de opmerking.