Als jazzband kun je het verleden niet ontwijken, het is maar net wat je met de erfenis van het vele stijlen omvattende genre doet. Een vlieger die overigens voor vrijwel elk muziekgenre opgaat, maar in de jazz wordt opzichtiger met de geschiedenis gespeeld. Een cover, of beter: herinterpretatie, is zowat een vereiste en geen gebbetje zoals in de rock. State of Monc speelt weliswaar geen covers op haar derde album Phantom Speaker, maar verwijst wel heel duidelijk naar Miles Davis ten tijde van Bitches Brew. Of, wat dichter bij huis en in de tijd, naar de suizende synths en omfloerste trompet van Eric Vloeimans. De Rotterdammers schakelen op deze liveplaat van ijle sferen naar explosieve breakbeatnummers . Beste track heet “Soyuz One” (alweer een verwijzing naar het verleden) dat dreigend aftrapt en via een bassolo en vervormde trompetvegen de luisteraar een draaikolk van beats en elektronica inzuigt. Applaus!
Minstens zo live speelt het Barnicle Bill Trio, al is er geen applaus aan het eind van elk nummer. Achter de drums zit John Engels, een 75-jarige legende die dat sappige jazztaaltje nog spreekt (waarbij iedereen een ‘vogel’ is) en met zijn twee aangenomen zonen Mark Haanstra (bas) en Miguel Martinez (altsax) een duik in het verleden neemt. De negen nummers op het album Bill Barnicle zijn covers, van Charlie Parker tot Elvis Costello. Engels is een enthousiaste, of zeg maar gerust wat nerveuze drummer die vingerknippers als Brook Bowman’s East of the Sun lekker swingend houdt. Ik ben niet zo’n liefhebber van platen met enkel altsax, zeker in deze triobezetting zorgt Martinez regelmatig voor jeuk aan de oorschelpen. Beste nummer hier is Ornette Coleman’s “Lorraine”, freejazz waarin de swing lekker pesterig maar niet op gang wil komen en het thema tot op het bot wordt uitgekleed. Het klinkt als een partijtje voetbal waarbij de keeper (Engels) door zijn op een kans loerende spitsen op de korrel wordt genomen, maar precies weet in welke hoek ze de bal plaatsen.
De woordloze zang van Becca Stevens die de blazers volgt, maakt dat je onwillekeurig toch even het releasejaar van Perpetual nakijkt: nee, niet jaren zeventig, maar toch echt 2010. Perpetual is het eerste album dat Gideon van Gelder onder eigen naam uitbrengt, maar zeker niet zijn eerste plaat. Hij was al te horen bij de Young Allstars (met broer Ben), bij Hans Teeuwen en op het laatste album van José James. Wie ‘m heeft zien spelen weet dat Van Gelder er een nogal fysieke stijl op nahoudt, hij lijkt zijn noten te leven. Ook op deze cd zitten een paar momenten waarop Gideon zijn 88 toetsen zo te horen het liefst wil opvreten, zoals halverwege openingsnummer “Wave”. Op de hielen gezeten door zijn Amerikaans/Nederlandse band (bas, drums, tenorsax, altsax en zang dus) lijkt hij een gat in zijn bastoetsen te willen hameren. Om daarna uiterst kalm, pastoraal haast, de storm te beteugelen. In de Joe Henderson-verherbouwing “Inner Urge” lijkt hij soms over zijn vingers te struikelen, maar godsammetering wat een beheersing zeg. Perpetual is een ogen-dichtplaat. Koptelefoon op, licht gedimd. Laat je als luisteraar meevoeren langs de stroompjes en stormen die Gideon en band hier voor je geest toveren.
mij=Soundcamp & Trytone & Kindred Spirits