Een beetje muziekliefhebber is altijd op zoek is naar nieuwe geluiden, nietwaar? The Balky Mule levert ze met een vreemd album, waarop een eigen(zinnig) geluidspalet te horen is. Sam Jones, een figuur uit de Bristolse postrockscene resideert tegenwoordig in Australië, maar al in zijn Britse tijd was ie druk bezig met het verzamelen van allerhande goedkope instrumenten. Van die keyboardjes die je voor een piek opduikelt uit de recyclewinkel, of nog leuker, bestickerde orgels die je via Marktplaats gratis mag afhalen. Vervolgens sloeg Jones aan ‘t herprogrammeren, deconstrueren en samplen en wist allerlei maffe bliep-, glitch- en ploink-geluiden uit zijn machines te toveren. Een hoop gedoe waarvoor ie ook het bestek (‘ten thousand spoons’?) uit zijn keukenla had kunnen pakken. Zo klinkt het in elk geval. De melodieën zijn minimaaltjes, Jones zinkt wat jankerig, speelt er onopvallend gitaar bij en that’s it. Al snel kreeg ik behoefte aan een onderlaag, wat diepte, het is allemaal wel erg schril. Dat hoeft niet erg te zijn, sterker nog het zou als een vreemde twist in zijn voordeel werken als het merendeel van de liedjes raak waren, wat nu te weinig het geval is. Heel voor de hand liggend heeft dat te maken met de (sterk fluctuerende) kwaliteit van zijn melodieën. “Jisaboke” is verdraaid catchy, mede door het simpel stompende ritme: ‘there are two identical clocks by the bed, set two minutes apart’. Ik moest aan Ariel Pink denken, ook zo’n thuisknutselaar in zijn eigen psychedelische wereldje. Mijn andere ‘pick’ is “Range”, een Pavement-deun met country-tic.
mij=Fat Cat / Bertus