De mensen die nog muziekbladen lezen mogen dan een uitstervend ras zijn, er worden gelukkig nog altijd leuke bladen uit idealisme gemaakt door vrijwilligers. Uit België komt sinds 1991 de Gonzo, een naar eigen zeggen ‘tweemaandelijks onafhankelijk toonafgevend tijdschrift over vernieuwende muziek en cultuur’, waar inderdaad slechts zelden een bekende naam op de cover staat. Een Gonzo is echt totaal iets anders dan een OOR. En dat is een Goed Ding, maar daar ben ik pas sinds juli 2008 achter. Toen kocht ik mijn eerste. Toegegeven: voor de paar recensies van bekende bands achterin. Maar de Gonzo schrijft veel meer over avontuurlijke muziek, over experimentele klanken. Ik houd niet van het woord avant-garde, maar dat schijn je ervoor te mogen gebruiken. Ook breekt de redactie steevast een lans voor obscuurdere genres als drone of cumbia. Zo ook in de huidige Gonzo #91 van maart-april 2009, waarin de grootste blikvanger waarschijnlijk het interview is met Hrsta (het project van Mike Moya, ex-Godspeed You! Black Emperor). Op de bijgesloten editie van de compilatie-cd ‘Mind the Gap’ (nummertje 78 alweer) kun je de vaagste muziek van totaal onbekende artiesten horen – die helaas dan weer niet in het blad staan. Maar juist die obscure muziek is wel een uitdaging. Na gruwelijk saaie ambient-geluidscollages volgt opeens fraaie barokke zang met een klavecimbel (Murcof), niet aan te horen zo harde noise (A Place To Bury Strangers) en dan weer mooie trage neofolk-drone (Menace Ruine). En nog veel meer.
De huidige Gonzo-editie is bovendien speciaal omdat je er nog twee extra cd’s bij krijgt (dat maakt dus drie cd’s, en een blad, voor 8 euro!) Deze recensie is wat laat, want eind deze maand verschijnt de volgende Gonzo alweer, maar ook die extra dubbel-cd is de moeite. Dat project, genaamd ‘Track 13 vol. 2’, is samengesteld door Gonzo en Simuze en werd gesponsord door het Thuiskopiefonds en de Vlaamse overheid. Wat krijg je ervoor? Een hoop experimentele muziek in allerlei genres. De kwaliteit wisselt, net zoals overigens het geluidsniveau van de tracks. Iedereen zal “Zum Biederburg” van The Walt mooi vinden, de rustige delen lijken me zelfs iets voor op de vierde Johan-plaat. Tjeerd Folmer brengt onder de naam Transfolmer een spannend muziekstuk op een guzheng. Ook Marten de Paepe, de sympathieke Nijmeegse singer-songwriter van wie ik al tijden met tegenzin moet bekennen (ik ken hem namelijk) dat ik z’n debuutplaat eigenlijk net teveel vond kabbelen, is zowaar met een fijn liedje vertegenwoordigd. De bijna 10 minuten pure herrie zonder spanningsboog van Machinist‘s “Panopticum” zijn daarentegen niet aan me besteed. Nachtwezens, het Spinvis-achtige project rondom dichter Sander Terbreggen, is leuk geprobeerd maar als geheel te vaag en de letterlijk vage geluidsschilderijen van Labodelectre doen het vast goed op exposities. De tweede cd gaat vervolgens een trippy, steeds duisterdere en echt avontuurlijke kant uit (SinQ, Shabby inC) en voegt vervolgens met The Phlod-Nar en Nanko een nerveuzere component toe. Alsof er nog nog niet genoeg stijlen konden worden opgenomen komen er vervolgens nederhoprock langs van Z6s, folk van Moi Le Voisin (een rockvriendin van me noemt het ‘zeur’) en een enigszins Haags klinkend pianopop-nummer van de Utrechtse Jim Offerman. Niet alles vind ik even ‘avontuurlijk’, maar iedereen heeft daar nu eenmaal een eigen definitie van.