Een grote mate van instrumentbeheersing of een fantastische zangstem zijn zelden eerste vereisten. Als de liedjes maar in orde zijn. Kan de besproken muzikant nauwelijks drie noten recht achter elkaar zetten en zingt hij beroerder dan Bob Dylan-met-verkoudheid, dan moet er meer aanwezig zijn om te kunnen boeien. Intensiteit bijvoorbeeld. Waarmee we heel snel bij Johnny Dowd aankomen. Want al een plaat of zes (ik tel de restjesplaats Wire Flowers dan mee) gaat zijn gitaarspel er niet op vooruit en nog steeds zingt hij alsof hij altijd het raam van zijn verhuistruck open laat staan, weer of geen weer. Maar zijn songs zijn in orde en hij weet ook hoe hij de luisteraar bij de keel moet grijpen. Als de intensiteit waarmee een muzikant zijn muziek maakt groot genoeg is, dan is er altijd wel iemand die constateert dat de zanger de demonen in zijn hoofd probeert te verjagen. Bij Johnny Dowd ligt dat anders: het is alsof hij de demonen niet wil verjagen, maar ze bij zich wil houden om ze keer op keer vanuit een iets ander perspectief te kunnen bezingen. Voor Cemetry Shoes is dat zonder zangeres Kim Sherwood-Caso, maar wel weer met drummer Brian Wilson. En uiteraard een bonte galerij aan moordenaars, weirdo’s en andere outsiders van de Amerikaanse samenleving.
File: Johnny Dowd – Cemetery Shoes
File Under: Moordenaars, weirdo’s en andere outsiders