Lonely Runs Both Ways, de nieuwe en alweer elfde plaat van Alison Krauss (met of zonder Union Station) is niet voor ieders oor bedoeld, juist omdat het voor zoveel mogelijk oren bedoeld is. De plaat is erg glad geproduceerd en dat zal voor velen een sta-in-de-weg zijn. Typisch Amerikaans zou je kunnen zeggen, maar ook omdat Alison Krauss een typisch Amerikaans genre beoefent. Ook al is er een goede kans dat het succes van O Brother Where Art Thou ook in Europa een aantal fans heeft opgeleverd van (haar moderne variant op) bluegrass. Want laten we eerlijk zijn, de Soggy Bottom Boys-variant is eerder bij The Carter Family terug te vinden dan in de liedjes van Alison Krauss. Het gebrek aan Europees succes kan ook liggen aan haar stemgeluid (ergens las ik “een stem die klatert”), dat soms net iets te netjes, puur en eng-zuiver klinkt. Op Lonely Runs Both Ways wordt dat probleem opgelost doordat begeleiders Ron Block of Dan Tyminski songs voor hun rekening nemen, juist wanneer je de braampjes mist. De eerlijkheid gebiedt dan ook te zeggen dat de beste track waarin ze alleen zelf zingt de laatste van de CD is: “A living prayer” is een gospel – een gladde gospel – maar wel eentje waarin ze prachtig los gaat. Een klaterende waterval van grote hoogte.
mij=Rounder / Munich