Geboren in Nova Scotia, Canada, werd Richard Terfry ooit gedraft door de New York Yankees. Er lag een mooie carrière als professioneel honkballer voor hem in het verschiet. Een onwillige knie gooide echter roet in het eten. Na korte omzwervingen belandde hij uiteindelijk in de muziek. Hiphop was zijn ding Buck 65 werd zijn naam en hij bleek een puike scratcher en rapper te zijn. Maar de hiphop is hem nu, bijna tien jaar na zijn debuut, tegen gaan staan. In interviews geeft hij er zelfs flink op af. Van pure onversneden hiphop is op Secret House Against The World dan ook al lang geen sprake meer. Op zijn majordebuut Talkin’ Honky Blues had hij al meer overeenkomsten met mannen als Tom Waits en Johnny Cash dan met de hele hiphop-scene. Met Secret House Against The World is dat alleen nog maar een graadje erger geworden. Een excentrieke en drukke plaat, dat is wat het geworden is. Country, folk, (indie)rock en ook nog hiphop natuurlijk, Buck schudt het achteloos uit zijn mouw. Van mooi ingetogen samenzang met zijn Franse vrouw Claire Berest in “The Suffering Machine” tot opzwepende bijna mathrock-achtige liedjes als “Le 65isme”, Terfry legt het moeiteloos naast elkaar. In opener “Rough Trade Blues” lijkt Buck met zijn donkere monotone praatstem zelfs even echt bevangen door de geest van Johnny Cash. Da’s best eng. Eigenlijk is Secret House Against The World dan misschien ook wel gewoon het hiphopalbum dat The Man In Black nooit maakte. Voorwaar een hele prestatie.
Buck 65 speelt zaterdag om 14:30 op Lowlands de Lima plat
mij=Warner
geniaal