Om een uur of zeven word ik liggend op mijn rug wakker. Ik kijk links van me. Als een poesje ligt Junior opgerold in de bovenste halve meter van zijn slaapzak. Zijn oogleden trillen een beetje. Hij slaapt nog licht, met een fijne onschuldige glimlach om zijn mond. De eerste keer kamperen, samen in een tent; hij vindt het fantastisch. Ik aai hem door zijn blonde, net niet steile haren. De glimlach wordt groter en hij doet zijn ogen open. ‘Papa!’ Twee armpjes reiken naar me en geven we een dikke knuffel. Ik smelt van binnen en houd het eigenlijk nog maar net droog.
Bij het luisteren naar Skeleton Jar, de tweede cd van het Australische Youth Group krijg ik een bijna net zo warm melancholisch gevoel over me. Deze band doet in al haar onschuld gewoon niets verkeerd. Ik wil de beer op de hoes knuffelen en zanger, gitarist en liedjesmaker Toby Martin door zijn haren strelen en aan de borst drukken als ware hij mijn eigen zoon. Skeleton Jar is zo’n album waarvan je vermoedt dat je wel weet wie er op zal spugen, omdat ze het te lief en te braaf vinden. Dat is stom, want hierin schuilt nou juist het leuke van deze plaat, vind ik. Death Cab For Cuties’ Chris Walla is niet voor niets hun grootste fan. Die maakt zelf ook van die schone indie-popliedjes. Hier en daar een stekel aan de tak waaraan je je vinger kunt prikken en er zo’n grote druppel bloed ontstaat, die nooit zeer lijkt te doen. Omdat-ie zo mooi rood is.
mij=Anti / Epitaph
nu ook op de luisterpaal van 3voor12 te beluisteren