Door het Vondelpark fietsend naar Paradiso waar de Simple Minds vanavond een exclusief concert geven ter promotie van hun zojuist verschenen album Black & White 050505 krijg ik het nummer “Mandela Day” maar niet uit mijn kop. Thuis had ik nog wat geshuffeld door oud Mindsmateriaal en het toeval deed de luistersessie eindigen met dit eigenaardige stukje muzak, dat me bij iedere draaibeurt weer het gevoel geeft niets meer te zijn dan een per ongeluk opgenomen jamsessie. Met enige verbazing verneem ik dan ook dat Kerr en de zijnen het nummer vanavond prominent in de set hebben opgenomen.
mij=Simple Minds cd-presentatie, 17 september, Paradiso, Amsterdam. Door: GvA. Foto's: Wouter
Met nog grotere verbazing verneem ik dat ruim vijftien jaar na dato ook de lyrics, die gezien hun Jip-en-Janneke-gehalte wel ad lib ingezongen moeten zijn, met geen woord zijn veranderd. Het komt er vooral op neer dat 'ze' Nelson Mandela '25 jaar lang weggenomen hebben' en dat hij nu eindelijk weer vrij is. Ietwat gedateerd, zou je zeggen. Alhoewel, Brian Hogg, auteur van het biografietje in het cd-boekje van verzamelaar Glittering Prize, schijnt daar toch echt anders over te denken: '…as lyricist, Kerr avoided pinning the song [Mandela Day] to temporal events and opted instead to proclaim a growing awareness of Mandela's ideals.' Waar haalt Hogg het vandaan. Misschien dat Kerr en de zijnen geïnspireerd door de vogelvluchtbeelden uit New Orleans (segregatie in VS bestaat nog steeds!) het nummer weer van stal hebben gehaald. Hoe dan ook, wat mij betreft had “Mandela Day” bij die ene jamsessie kunnen blijven. Ook op Black and White 050505 worden grote onderwerpen niet geschuwd. Het gelijknamige nummer “Black and White” gaat bijvoorbeeld over Holocaustontkenners (en nee, 050505 is geen kampgevangenenummer maar de datum waarop het album klaar moest zijn). Door dit soort pretentieuze thematiek heeft het theatrale van de Simple Minds voor mij altijd iets geaffecteerds gehad. Vanavond echter zie en hoor ik een energiek en gepassioneerd vijftal. Kerrs stem, als altijd onverstaanbaar opwellend uit onpeilbare reverbruimtes, heeft bij vlagen nog die karakteristieke wat de Engelsen exuberance noemen, en blijkt, opgestuwd door de onverbloemde eighties drumsound van Mel Gaynor, de synths van Andy Gillespie en de galmgitaar van Charlie Burchill, zonder moeite het grotendeels uit gelukkige prijswinnaars en fanclubfans bestaande publiek tot uitzinnige hoogten te verheffen.
Naast hits als “Love Song”, “Waterfront”, “Don't you…” en “Alive and Kicking” swingt vooral setafsluiter “New Gold Dream” fantastisch. De nieuwe songs zijn overigens niet slecht. Opener en single “Home” is geen hoogdraver, maar een catchy riff van Burchill en een refreintje dat iedere peuter na een keer kan meezingen blijken al genoeg ingrediënten voor succes op het livepodium. In de toegift valt naast de epische ballade “Stranger” ook het stokoude “Factory” op. Dit laatste nummer moet eraan herinneren dat de Simple Minds in 1979 al muziek maakten en in die schimmige tijden van weleer zelfs een keer in Paradiso hebben gestaan.
Op de afterparty in de Bovenzaal lukt het me drie woorden te wisselen met bassist Eddy Duffy, een vrolijke kwant die me toevertrouwt dat hij eigenlijk het liefst in dit soort kleine zaaltjes speelt. Het standaard verhaaltje van het knusse en intieme contact met het publiek wordt na een halve minuut abrupt afgebroken met een Look man, I gotta go en weg is-ie. Tot zover de knusse intimiteit. Dan komt gitarist Charlie Burchill de bovenzaal binnenzetten, omzwermd door een dichte haag belangrijke mensen met 'artist accompaniment'-stickers op hun revers geplakt. Tijd om mijn kwaliteiten als persmuskiet aan te boren. Ik positioneer me even buiten de kring en draai als een parasitaire elektron met de schare mee om nucleus Burchill, loerend op een opening om toe te slaan met die ene vraag die zijn aandacht moet gaan opeisen… En dan, kairos!, het juiste moment, ik stap in de kring en!… weg kairos. Een voluptueuze fan, species boviene femina, stort zich vol nietsontziende overgave op poor old Charlie en weg ben ik.
Subtiele timing legt het in deze kleine, Burchill-schaarse bovenzaalwereld terecht af tegen deze force majeure van begeerte en gelaten moet ik toezien hoe zich voor mij een tafereel ontvouwt van kussen, omarmingen en gsm-kiekjes. De informatiedichtheid van dit gedoe is vrij laag; tussen het gekir door hoor ik arme Charlie slechts wat afwerende dankbetuigingen uiten. Binnen 45 seconden heeft hij de zaal alweer verlaten. Hoe anders zou het wel niet gelopen zijn als ik mijn vraag had kunnen stellen? Die ene vraag. Welke vraag zou dat eigenlijk geweest zijn?!