Na het magnifieke Sloe Gin vond Joe Bonamassa het weer tijd voor een live-album. Daar zal ik niet over klagen, want dé omgeving om muziek te beluisteren – en die van bluesmannen in het bijzonder – is het podium. Kevin Shirley zat net als bij het studiowerk achter de knoppen en heeft zich voorbeeldig van zijn taak gekweten. Het geluid is fantastisch in balans. Dat betekent dat de gitaar van Bonamassa moddervet vooraan in de mix staat, de zang een bijna gelijkwaardige plaats heeft, maar dat ook de andere instrumenten helder hoorbaar zijn. Het resultaat is een plaat die klinkt alsof je er zelf bij bent. Met name het subtiele orgelwerk van Rick Melick draagt eraan bij dat er nergens gaten vallen als Bonamassa begint te soleren. Ook de andere twee partners in crime, bassist Carmine Rojas en drummer Bogie Bowles, snappen wat er van hen verlangd wordt en drukken heel subtiel hun stempel op het geluid dat het fundament vormt voor Bonamassa’s gitaarspel. Zoals altijd speelt Bonamassa diverse tracks van anderen, maar betekent dat geen moment een stijlbreuk. Op dit album wordt bijvoorbeeld het instrumentale “Django” afgewisseld met ZZ Top‘s “Just Got Paid”. De afwisseling tussen snellere en langzamere songs is ook dik in orde. Er rest dus maar één conclusie: Bonamassa mag dan qua leeftijd een jonkie zijn voor een bluesman, zijn songs en spel kunnen zich meten met de absolute top. Hij bewijst dat op dit album, dat met twee cd’s na afloop nog steeds te kort blijkt.
mij=Provogue / Bertus