(Bij de slager, deel 2)
“Hallo slager, ik heb zin in een lekker stukje vlees.”
“Zeker meneer, wat kan ik voor u betekenen?”
“Nou, ik zoek iets wat ik jaren geleden heb gehad; smaakte ongelooflijk lekker, maar het lijkt de laatste jaren wat uit de mode te zijn geraakt”.
“Nu maakt u me nieuwsgierig, wat mag dat dan zijn?”
“Dat zal ik u vertellen: een grote bout, met veel vet eraan, druipend van het ranzige bloed, en dan lekker lang afgehangen zodat de korsten bijna beginnen te schimmelen. En het mag niet netjes worden afgesneden of uitgebeend met een scherp slagermes, nee, het moet echt botte-bijl-werk zijn.”
“Ah, meneer is een connaisseur? Ik moet zeggen dat er al jaren niet al teveel vraag naar is, ik heb het dan ook niet meer in de vitrine liggen. Maar achter, in mijn niet gekoelde, zonovergoten glazen aanbouw heb ik nog wel het een en ander hangen. Vooral voor eigen gebruik tot nu toe, maar ik zal het graag met u delen.”
“Echt? Geweldig! Vroeger, toen de restaurants van Hellhammer, Celtic Frost en Venom nog open waren ging ik geregeld langs om eens aan een rottend bot te knagen; later kon dat alleen nog maar bij traiteurs van Autopsy en Unleashed.”
“Klopt als een bus, maar nu heb ik in het Japanse ras Coffins een waardige opvolger gevonden voor dat onheilige rottende vlees van weleer. Het zal wellicht geen grote mensenmassa’s naar mijn zaak trekken – daarvoor is smaak net wat te eenzijdig – maar als ik er al één iemand zoals u gelukkig mee kan maken zal ik het blijven importeren.”
“En ik zal blijven komen – niet wekelijks, maar dan toch zeker maandelijks. Bedankt slager!”
mij=20 Buck Spin / Konkurrent