Vorige week zat ik in de auto naar mijn werk te luisteren naar het ochtendprogramma van Giel Beelen. In de studio was een Ierse band die The Script heette, en ze zouden net een sessie gaan spelen. Live-muziek vind ik vaak erg spannend, dus bleef ik aandachtig luisteren. Wat ik hoorde, was “The Man Who Can’t Be Moved”, een melodieus en melancholiek nummer met een prachtig refrein. Sjonge, wat klonk dit goed, zo kraakhelder, en wat had die zanger een fraaie, soulvolle stem. De soul die ik ook al kende van bijvoorbeeld The Commitments, landgenoten van The Script. Behoorlijk opgewonden stopte ik dan ook hun debuut-cd in mijn cd-speler. Maar helaas, dat werd een behoorlijke tegenvaller. Op cd is The Script ineens een Maroon 5-sound-alike: gedegen popmuziek, daar niet van, maar zo saai. Het reutelt maar wat, kent hier en daar een uitschieter (het al eerder genoemde “The Man Who Can’t Be Moved” of het The Police-achtige “Rusty Halo”), maar is verder niet echt mijn opwinding waard. Zanger Danny O’Donoghue ‘rapzingt’ zich door de nummers heen (vandaar misschien dat ze ooit een cover van Eminem deden, “Lose Yourself”), waar hij beter echt had kunnen zingen. Typisch geval van jammer.
mij=RCA / Sony
Jammer, hoezo jammer?
Rapzingen hoor ik alleen maar bij “We cry” en “If you see Kay”. Ik vind het een diverse, briljante plaat.