Ik heb geen problemen met vroeg opstaan. Zelfs niet als dat gehaast moet gebeuren. Moet ik in een kwartier vertrekklaar zijn, dan kan dat en als ik heel erg mijn best doe kan ik het zelfs wel in tien minuten. Waar ik dan vervolgens absoluut níet tegen kan is als ik nadat ik zo vroeg opgestaan ben door anderen een eind teruggeworpen word in mijn strakke schema. Dan ontplof ik. En dat is nu dus al twee dagen achter elkaar gebeurd met dank aan de NS. Treinen vervallen of hebben vertraging en in het ergste geval worden die twee met elkaar gecombineerd. Buiten mijn schuld om kom ik dus te laat en zit ik te koken op een bank. Vandaag kook ik zelfs extra hard, want ten eerste word ik later op de dag ergens anders op tijd verwacht, waardoor ik niet aan voldoende werktijd kom en ten tweede doordat ik Zu op mijn iPod draai. De chaos van deze Italiaanse metal/jazz/avant-garde veteranen zorgt er namelijk niet bepaald voor dat je hoofd rustig blijft. Een soort van 65daysofstatic, maar dan met veel meer wanorde en niets of niemand ontziend. Zu’s nieuwe, veertiende cd Carboniferous verschijnt op Patton’s Ipecac-label en ik kan me geen betere plek voorstellen voor deze mannen. Patton komt zelf ook nog een handje helpen de boel nog minder gestructureerd te maken en krijgt daarbij assistentie van Fugazi’s Joe Lally, Dälek, The Melvins en saxofonist Steve MacKay die legendarisch is sinds zijn bijdrage aan The Stooges‘ tweede plaat Fun House. Dit bonte gezelschap zorgt ervoor dat Carboniferous loodzwaar wordt en voelt als het beklimmen van de berg die voor op de hoes prijkt. Dit terwijl de ondergrond verhard lijkt, maar als vette modder aan je schoenen kleeft. Of het toeval is weet ik niet, maar net tijdens het ‘rustpunt’ (nu ja, rustpunt is relatief in Zu’s geval) aan het einde van “Axion” wordt omgeroepen dat er een extra trein ingezet wordt. Ik voel me ineens een stuk beter.
mij=Ipecac / Konkurrent