Dat stemmen op radio-opnames van voor de oorlog zo afgeknepen klinken, schijnt te komen doordat er minder frequenties gebruikt konden worden dan nu. Daardoor klinken niet alleen nieuwslezers van het Polygoon-journaal alsof ze een wasknijper op hun neus hebben, maar ook bijvoorbeeld The Carter Family. Eigenlijk geldt dat voor alle muziek van, pak ‘m beet, vijftig jaar geleden en ouder. Als je naar de stem van Diana Jones luistert, lijkt ze zo uit die vooroorlogse jaren te zijn weggelopen. Ergens op een countryfair in de Midwest, of op een veranda in de Appalachen wordt ze begeleid door een combo’tje. Ze bezingt de droefenis van mijnwerkers, verloren liefdes, weduwen en oorlogswezen. Het is dat ze zelf er de nadruk op legt dat het autobiografisch is wat ze doet, anders zou ze zo naast Woody Guthrie de afschuwelijke dustbowl-jaren kunnen bezingen. Doe je ogen dicht en voor je geestesoog trekken de beelden voorbij die Dorothea Lange en Walker Evans de wereld toonden van boerenfamilies tijdens de Great Depression. Joan Baez herkende de kwaliteiten van Diana Jones en nam nog maar kort geleden “Henry Russell’s Last Words” op voor haar cd Day After Tomorrow. Het origineel blijkt nog mooier te zijn. Tijdloos vooral.
Mij=Proper Records / Rough Trade