Ik had niet al te beste herinneringen aan Guinevere Leaves. Vorig jaar juni zag ik ze in het voorprogramma van Lawn tijdens hun Safe Haven-optreden in Ekko. Ik typte: ‘Ik vond het onderbroekenlolgehalte toch wel een beetje aan de hoge kant eerlijk gezegd.’ en Gr.R. deed er nog een schepje bovenop: ‘Manman, alsof ik naar een schoolbandje stond te kijken…’ Dat zijn geen lieve woorden. Toch stuurden ze ons hun debuut-cd Close. Ik was een beetje huiverig om er aan te beginnen, want verwachtte weinig goeds. Maar bij uiteindelijke beluistering van Close valt dat gelukkig best mee. De band klinkt veel meer gefocust dan ze op die warme avond in Ekko lieten zien. Na een verwarrend rootsy intro duikt de band al snel de indiehoek in waar het hoofdprogramma van die avond ook in vertoeft, maar Lawn staat toch nog wat sporten hoger op de ladder dan Guinevere Leaves. De roestige zang vind ik bij tijd en wijle wat te vlak, al wordt het met een tweede stem erbij (bijvoorbeeld in het sterke “Burn After Reading”) wel beter en lijkt dat deel van de muziek wel wat op de gouden combinatie van Bill Janovitz en Chris Colbourn van Buffalo Tom. En dat is een goed teken. Als de liedjes nog wat meer kwaliteit krijgen en de ongein op het podium gedropt wordt, dan komt het wel goed met deze Utrechters.
Grapes of Grain, labelgenoten van Guinevere Leaves, is al wat verder. Na twee ep’s is It Slowly Fades de debuut-cd van de band rond Alexis Vos. De liedjes op deze cd zijn best fraai, Vos snapt hel goed hoe je een liedje mooi optuigt. Hij noemt met Okkervil River, R.E.M., Ryan Adams en Pavement ook precies de juiste namen als referenties. Toch heb ik een behoorlijk probleem met deze cd. Niet alleen had het geheel van mij net iets strakker ingespeeld mogen worden, zeker in de eerste helft van de cd vind ik de stem van Vos bij tijd en wijle onder de maat gezien de kwaliteit van zijn liedjes. Van de zang in “Dress Like You” krijg ik op een akelige manier kippenvel en als de tweede stem Vos bijvalt in het begin van het nummer vermoed ik dat het uitzitten van deze cd een zware rit wordt. Gelukkig trekt dat bij, maar me helemaal overtuigen lukt toch niet. Het meest op zijn gemak is Vos nog als hij weinig van zijn stem hoeft te vragen zoals in “Tar Of The Streets”. De fraaiste momenten houden zich echter bijna aan het einde van de plaat verscholen. “The Biggest Ass” met breekbare stem, piano en meer dan smaakvol trompetwerk is zelfs een schitterende ballade die bijna geruisloos overgaat in het experimentele “(to) Have (to)”.
mij=Snowstar & Snowstar