Net als Johan is Doves zo’n band die al drie uitstekende en vergelijkbare albums heeft afgeleverd. De vorige keer, vier jaar terug alweer, heb ik het zelfs gewaagd de band met Coldplay te vergelijken; er stonden een paar potentiële mooi trage hits op het album en je moet toch iets zeggen om lezers warm te krijgen voor een van je favoriete bands. Met een paar vergelijkbare trucs is Elbow hetzelfde vorig jaar tenslotte ook gelukt. Voor de vierde Doves-plaat Kingdom of Rust kan ik die vorige recensie eigenlijk zo weer uit de kast trekken – op die Coldplay-vergelijking na, want daar lusten de honden tegenwoordig geen brood meer van. Nog altijd maken de Doves (of maakt Doves, schiet mij maar lek) hetzelfde soort melancholische gitaarliedjes met onovertroffen galm. Er zijn genoeg bands die je voor die prestatie als recensent kunt en moet afslachten (Starsailor, U2), maar wat mij betreft neemt de band uit het Engelse Wilmslow nog zes van dit soort platen op. Het mogen dan niet direct radioliedjes zijn, maar in de vorm van een album komt de band er met vlag en wimpel mee weg. Het enige ‘nieuwe’ is opener “Jetstream”, die is gepimpt met een spannende electronische drum en zo de spanning tot op het eind rekt. Verder is het oud gitaarwerk troef: “Spellbound” had op de debuutplaat uit 2000 kunnen staan, “House of Mirrors” gaat ouderwets tekeer als in de jaren zeventig en de (eigenlijk best vervelende) intro van “The Outsiders” is volgens ASP-held Harm gejat van Pink Floyd. Persoonlijke hoogtepunten: de solo in het fantastische titelnummer rockt als een tiet, “10:03” bevat aan het slot wat Motorpsycho-achtig drama (wel irritant dat op 3:51 een telefoon in de studio afgaat) en ook “The Greatest Denier” is Doves ten voeten uit (maar waarom rijdt er op 0:05 en 2:57 een ziekenauto langs?). Misschien symbolisch dat de pootjes van het cd-hoesje het bij opening direct begaven. Toch weer erg knap.
mij=Heavenly / EMI