De bio bij de debuut-cd The Dilettante van de zevenentwintig jarige Robin Tom Rink windt er geen doekjes om, het is niet alleen een wonder dat deze cd er is, het is óók een wonder dat Rink er zelf nog is. Deze singer-songwriter heeft een heftig drugsverleden met zwerftochten langs diverse steden in thuisland Duitsland en het buitenland achter zich gelaten. Terwijl hij ooit al als achttienjarige met zijn gitaar vanuit Münster naar Berlijn trok om het te gaan maken. Ik weet niet hoe goed zijn liedjes toentertijd waren, die van nu, op The Dilettante, zijn in ieder geval erg fijn. Het is natuurlijk ook nooit te laat om met een fijne cd op de proppen te komen, als singer-songwriter kun je lang genoeg meegaan. De liedjes op The Dilettante liggen een beetje in de lijn van wat Solo en Mist doen, maar dan net iets meer twangy en zijn zang is wat meer verhalend. Melancholie voert de boventoon op The Dilettante, maar dat gaat goed samen met accent van Rink dat nog net verraadt dat hij geen geboren Engelsman is. Prettig is ook dat hij zich niet beperkt tot kabbelend singer-songwriter werk, maar in een paar nummers (o.a. in “The Bird” en “Black Black Coffee”) in de intermezzo’s net iets steviger van leer trekt. Hopelijk houdt Rink zijn zaakjes een beetje op orde, zodat we nog lang van hem kunnen genieten.
Van Cass McCombs kunnen we al wat langer genieten. Hij is met Catacombs toe aan zijn vierde album. Hierop gaat hij consequent verder met het smeden van mooie liedjes. Hierbij drijft hij qua sound wel steeds verder weg van zijn debuut-cd A uit 2004. Daarop zat hij nog wat meer in de alternatieve singer-songerwriterhoek, maar hij trekt met Catacombs verder het terrein op van de ‘verantwoorde’ singer-songwriters. Wat dat inhoudt? Nou, dat de liedjes stuk voor stuk een zachte streling voor je oren zijn en McCombs almaar mooier lijkt te gaan zingen. Waar Dropping The Writ nog boeide door zijn variatie en onstuimige begin, gaat Catacombs met “Dreams Come True Girl” (half up-tempo, braaf huppelend, maar wel spitsvondig qua gitaarwerk) en “Prima Donna” (met kleine swing) heel lieflijk van start en blijft vervolgens rustig doorgaan met mooie popliedjes te maken. Af en toe wordt het me zelfs een beetje te zoetsappig. Het zijn dan de stem van McCombs en zijn onmiskenbare gevoel voor mooie melodieën verpakt in fijne arrangementen (met bijvoorbeeld vaak fraai steel gitaarwerk) die de boel redden voor de poorten van de gezapigheidshel. Maar McCombs staat wel heel uitdagend op die deur te kloppen. Ik hoop dat hij, als de deur geopend wordt, zijn tong uitsteekt naar wie er achter staat en zegt: ‘Oh sorry, ik ben aan het verkeerde adres.’ en lachend terugloopt naar zijn plek van oorsprong.
mij=Viva Hate / Suburban / Bertus & Domino / Munich