Bijna verliefd word ik deze dagen op mensen, meestal mannen, die ervoor zorgen dat de herfst draaglijk wordt. Ik had nooit zo’n problemen met de herfst, maar nu ik al een paar keer bijna huilend door het raam heb zitten kijken, omdat ik ontroerd werd door iets wat ik al kende, maar nooit eerder zo hoorde. Dat gebeurde ook met The Tallest Man on Earth. Op Lowlands zag ik hem in de stralende zon. Het was mooi. Ik luisterde naar het album in september. Meer dan eens. Maar nu vind ik mezelf terug in een licht melancholische bui, me inbeeldend dat The Tallest Man on Earth zijn liedjes voor mij heeft geschreven. Voor mij in deze herfst. Het zijn liedjes van een singer-songwriter pur sang met gitaar- of banjoliedjes die goed zijn en die een stem heeft die een mix is van Colin Meloy (Decemberists) en Bob Dylan. Het zijn liedjes waar de wanhoop vanaf straalt, maar waar ook hoop doorschijnt, net als die flinterdunne reepjes herfstzon die zo nu en dan mijn melancholie doorbreken. Muziek vermag dat. Liedjes over – als ik het goed begrijp – onzekerheid (‘Well if I ever get to slumber/Just like a mole deep in the ground/Hell, I won’t be found’) en een grote liefde (‘And I know our song is over and heavy as I see dry leaves fallin’ down, oh/With all this fever in my mind, I could drown in your kerosene eyes’). Er zijn echter ook liedjes met wat abstractere teksten die wat bezwerend aandoen (‘I will set the tempo low in my commands/Come follow down the highway once trailed by my golden calf/Oh, the blizzard’s never seen the desert sands’). The Tallest Man on Earth maakt de herfst en klinkt beter in oktober dan in september. Helaas trad hij al op in Nederland en groeit hij nu groter in andere landen. Laat hem snel terugkomen. Liefst nog voor het winter is.
mij=Gravitation