Het verhaal van de verhuizer die op zijn vijftigste besloot om de liedjes die hij stiekem maakte in zijn kantoor toch maar eens op plaat te zetten, kunnen we gevoeglijk vergeten. De carrière die Johnny Dowd sinds die tijd – twaalf jaar geleden alweer – opgebouwd heeft, is op zichzelf al bijzonder genoeg. Ga maar na: sinds zijn debuut Wrong Side of Memphis heeft hij ruim tien albums opgenomen en minimaal evenveel succesvolle, maar Europese tournees volbracht. En dat zal wel eens knagen aan de inmiddels zestiger: in Europa heeft hij dan wel een platenlabel en relatief gezien aardig succes, in zijn thuisland de Verenigde Staten is Wake Up The Snakes alleen via zijn eigen website te krijgen. Hoe dan ook, het onaardigste wat je over dit album kunt zeggen is dat het meer van hetzelfde is. Johnny Dowd kan nog steeds niet zingen en nog steeds alleen zeer rudimentair gitaar spelen. De ijskoude engelenstem van Kim Sherwood-Caso moet nog steeds het broodnodige tegenwicht bieden tegen het Sprachgesang van Dowd zelf en zijn gitaar wordt ondersteund door een steeds ranziger klinkend orgeltje. Maar ook op Wake Up The Snakes werkt het weer voortreffelijk. Zijn liedjes gaan nog altijd over moord, doodslag en andere vormen van kwaad, mislukte liefdes en verloren geliefden. Nog altijd klinken ze alsof ze uit de goot zijn opgevist. En dat is nog altijd exact zoals we het willen horen.
mij=Munich