In de eerste helft van de jaren zestig was Greenwich Village in New York eventjes het centrum van de muzikale wereld. Folk was er groot, heel erg groot. Het aardige is dat deze wijk tegenwoordig nauwelijks verworden is tot een tourist trap, maar dat het er tussen de platenzaken en jazz- en popzaaltjes nog steeds aardig vertoeven is. Behalve de straatnamen en de uithangborden van een paar clubs is er niet veel dat nog herinnert aan de hoogtijdagen dat elke koffieshop folkzangers boekte en dat legendes als Pete Seeger, Dave Van Ronk en Joan Baez er optredens verzorgden. Het beroemdste kind van Greenwich Village zou uiteraard Bob Dylan worden. Dat zal meteen verklaren waarom vijf van de dertien liedjes op The Village. A Celebration of the Music of Greenwich Village van zijn hand zijn. Nu lijkt het alsof de andere grootheden van veel minder betekenis waren voor Greenwich Village. Fred Neil en Tim Buckley krijgen maar één enkel eerbetoon en slechts twee tracks zijn traditionals, terwijl juist dat de bron was waar de folkies van Greenwich Village uit putten. Ondanks deze onevenwichtigheid is The Village een zeer genietbaar album geworden. Rickie Lee Jones ‘ cover van “Suberrranean Homesick Blues” is de opener en meteen het hoogtepunt, al mogen ook de versies die Lucinda Williams van “Positivily 4th Street” en Shelby Lynne van “Don’t Think Twice It’s Alright” maakten, er zijn.
mij=Proper / Rough Trade