Het was een tijdje stil rond deze smaakmakers van het indie-americana genre. De vorige studio-plaat van Joe Pernice en co stamt uit 2005, waarna nog wel een live-album en een roman volgden. Op het ultrakorte levensteken Goodbye, Killer ontstaat de indruk dat voorman Pernice heeft geworsteld met persoonlijke demonen. Dat blijkt niet alleen uit een titel als “The Great Depression”, het valt al meteen op in de vocalen. Waar de groep vroeger uitblonk in wonderschone vocale partijen, waar eindeloos aan geknutseld leek, klinkt Pernice nu een heel stuk rauwer, alsof hij alles in één keer op band heeft geslingerd. Weg zijn de ambachtelijk gestapelde laagjes, hier zingt hij af en toe zelfs pijnlijk vals! Het is even wennen, maar de liedjes zijn er zeker niet van op achteruit gegaan. Al meteen in opener “Bechamel” klinkt een sprankelende elektrische gitaarsolo en om “We Love The Stage” mag zelfs gelachen worden. Het is zo’n typische country-klaaglied over de nadelen van het artiestenbestaan. Lyle Lovett had laatst ook al een mooie op zijn nieuwste album. Pernice komt met leuke one-liners als ‘my boy thinks I am his uncle, there’s a dog who never knew my smell (it’s just as well)’. In het midden gaat het album de diepte in en worden de demonen geconfronteerd in de pijnlijke titeltrack. ‘Goodbye kiler, goodbye Joe’. Joe moet er wat vaker op uit en besluit “The Great Depression” met de optimistische mantra ‘I never wanna die’. Het beste liedje is voor het laatst bewaard. Het heerlijke “The End Of Faith” heeft de eeuwenoude eikenhouten tint van een Ierse pub die je ook bij James Yorkston aantreft. Een later engelachtig meegeneuried gitaarpatroon dat langzaam omhoog kringelt en Pernice die zijn stem hervindt. ‘She woke me up, I thought she was the sun’.
mij=Ashmont / Bertus