De vanuit Vancouver, Canada opererende singer-songwriter Rodney DeCroo is een noeste werker. Dit vierde album – geen van de drie eerdere is mij ooit opgevallen – beslaat meteen twee CD’s. Vierentwintig liedjes in totaal. En daar schuilt meteen een van de twee redenen waarom dit album wisselend ontvangen zal worden. Want uiteraard is niet elke track raak. Aan de andere kant: alleen de allergrootsten weten twee dozijn nummers op te nemen die blijven boeien. Met enige zelfspot zingt Rodney DeCroo in “You Ain’t No One”: ‘When you ain’t Steve Earle, you ain’t Neil Young, you ain’t Bob Dylan, you ain’t no one’. Dat is uiteraard ietwat overdreven, maar met deze drie namen hebben we wel de grote voorbeelden van DeCroo te pakken. De stemmen van Neil Young en Bob Dylan zullen overigens de tweede reden zijn waarom niet iedereen Queen Mary Trash even positief zal beoordelen: DeCroo’s stem klinkt even afgeknepen en op het randje van vals als bij deze grootheden. Epigonisme ligt soms op de loer, helemaal als ook het gitaarwerk klinkt als in Neil Youngs ruigste nummers. En wanneer je charisma en vakmanschap niet de hoogten van Dylan en Young halen, leg je het af. Niettemin, als je Rodney DeCroo’s stem kunt hebben, is Queen Mary Trash een fijne kluif. Niet alles smaakt even lekker, maar er is genoeg om je tanden een flinke tijd in te zetten.
Mij=Northern-Electric
2 reacties