Het Deense Aarhus, da’s niet de eerste plek waar je aan denkt als je het over bruisende festivals hebt. Toch staan er op Spot, in dit Deense provinciestadje in twee dagen, een dikke honderd bands op het podium. Spot wil een podium bieden voor de beginnende bands in de Deense scene, maar biedt ook plek voor andere Noordelijke acts. Opener Soley komt uit IJsland, maar werkt vandaag samen met het Deense Darkness Falls. Ze spelen werk van elkaar, waarbij opvalt dat het werk van Soley sterker is dan dat van Darkness Falls. De gitaren, vermengt met synthpartijen, maken het wel een goede festivalact en een puike opener. Akat komt van de Faeröer. Anna Katrin, zoals haar moeder haar noemt speelt met elektronica, laat zich begeleiden door een cellist. Dat is een goede aanvulling voor het kille geluid van Akat. Het tilt Akat boven de elektronicamiddelmaat uit. Opvallend is wel, dat Akat, zoals zoveel vrouwen uit die regio, klinkt als Björk. Het stoort in dit geval echter niet.
mij=Door: Gr.R. Foto's: Tom
De bulk van de artiesten is te zien op twee locaties, het Musikhuset en de Godsbanen. Deze laatste is een voormalig spoorwegcomplex waarin een aantal verschillende zalen gebouwd zijn. Hierdoor zijn bijna alle acts binnen handbereik. De hele Godsbanen wordt gebruikt, want MØ speelt op het buitenpodium, op het dak! Dat feit is memorabeler dan de muziek van MØ, want de electrocrunkpop beklijft niet. Dan wordt het al snel een hoop geschreeuw en weinig wol.
Dan bevalt The Megaphonic Thriftt beter. De shoegazerage heeft Denemarken ook bereikt. De originaliteitprijs zullen ze er niet mee verdienen, maar het enthousiasme en de coole bandnaam maakt veel goed. Ook Keith Canisius and the Holy Dreamers tapt uit het shoegazevaatje, al noemen ze het zelf dreampop. De shoegaze zit ’m er vooral in dat alles gedrenkt is in de effecten, tot de zang aan toe. En klinkt het al gauw als een stofzuiger. Canisius kent ook maar een trucje en dan slaat de verveling al snel toe. En van dat euvel heeft Simon Says No ook last. Op papier klinkt hun Foo Gaze (een combinatie van shoegaze en Foo Fighters alleraardigst), maar het ontbreekt de band aan catchy nummers, zoals Foo Fighters ze wel hebben. Dan blijft gaze over en dat kunnen de heren van Simon Says No weer wel. Maar het niet voldoende om de aandacht er over de volle lengte van het concert erbij te houden.
Een van de opvallendste namen in Slayer Big Band Project. Dat er meer uit metal te halen bewees Apocalyptica al. En op zich is het idee om Slayer te verjazzen niet zo gek. Alleen haalt het Slayer Big Band Project er toch niet alles uit. De blazers zitten er vooral om een muur van geluid op te trekken, waar overheen een (overigens zeer goede) gitarist de melodielijnen legt. Slayer Big Band Project wijkt hierdoor niet ver van bestaande Slayergeluid, ondanks het feit dat de zang verzorgt wordt door een vrouw en is toch niet de belofte die het leek te zijn. Ook SVIN experimenteert met blazers. SVIN probeert met twee trombones het postrockgeluid wat op te poetsen en slaagt daar bijzonder goed in. De nummers zijn niet allemaal even origineel, maar welke nieuwe postrock is dat nog wel, maar de toevoeging van de trombones vergoed veel. Waldo and Marsh zoeken het niet in de blazers, maar in de gitaarmuren. Er staan daarom maar liefst vijf gitaristen, inclusief de bassist, hun ding te doen. Die lijken elkaar vooral in de weg te zitten. Meer is minder in dit geval en de in potentie alleraardigste shoegazenummers verzanden in teveel kabaal. De helft minder aan gitaristen zou de band kunnen redden.
Soms, soms hoeft het allemaal niet zo hip te zijn. Vessel is niet hip namelijk, maar wel erg goed. Vessel, singersongwriter zonder baard!, maakt mooie sfeervolle muziek in het straat van een Gysbert zu Knyphausen of een Kristofer Akstrom. Mooie liedjes, zonder effectbejag, goed gespeeld. Een rustpunt op de eerste dag. The Eclectic Monker is een singer-songwriter met baard, maar is niet minder ingetogen dan Vessel. The Eclectic Monker heeft duidelijk naar Dave Matthews geluisterd en pakt het wat groter aan. Alleen gaat de vorm hierbij boven de inhoud en dat gaat vervelen op den duur. En dat is jammer, want The Eclectic Monker kan wel een catchy deuntje schrijven.
In Nederland zijn inmiddels de Bevrijdingsfestivals in volle hevigheid losgebarsten en ook Aarhus komt weer tot leven. De vrijdag blijkt een nationale feestdag (Biddag) in Denemarken te zijn en dan is echt alles dicht. Tijdens de zaterdag blijkt dat Aarhus toch iets minder ingeslapen is dan gedacht. Spot duurt twee dagen en zoals het een goed festival betaamd, zijn er op diverse locaties in de stad ook onofficiële showcases. In een soort van binnenplaats van iets dat op een oude boerenhoeve lijkt, maar die wel midden in de stad ligt, speelt Ulige Numre. Ulige Numre doet niets bijzonders, maar doet dat heel erg goed. De band citeert rijkelijk uit het oeuvre van bands als Stereophonics en Counting Crows, maar weet er mede door het gezongen Deens een eigen punt aan te draaien. Zoals gezegd, niet heel bijzonder, maar heel erg lekker.
Mocht u als festivaldirecteur graag Seasick Steve willen uitnodigen, maar aanhikken tegen de kosten, dan zou u http://www.myspace.com/danielnorgren kunnen overwegen. Norgren tapt uit het zelfde bluesvaatje en heeft als gimmick dat hij gitaar speelt en drumt tegelijk! De bassist, met staande bas, maakt het helemaal af. Norgren doet ook muzikaal niet onder voor Seasick Steve overigens.
Prince belde Candy als hij een sax nodig had, iedere festivaldirecteur belt Nils Frahm, als hij een pianist nodig heeft. De man is omnipresent en werkt met alles en iedereen samen. Op Spot is het de beurt aan Marybell Katastrophy, maar het is toch vooral Nils Frahm die schittert. Zijn minimalistische pianopartijen dragen het optreden en hoewel Frahm en de Marybell Katastropy een dag de tijd gehad hebben om te repeteren, staat het optreden als een huis. Het behoort in ieder geval tot het beste dat op Spot speelde dit jaar. Dat geldt niet voor Thee Attacks. Ze putten uit 50 jaar rockgeschiedenis en de zanger is afgestudeerd aan de Mick Jagger School of Posers, maar het is volstrekt inwisselbaar wat ze brengen. Desalniettemin zal dit het erg goed doen op iedere festivalweide, want met hun enthousiasme kunnen zo het publiek achter de geluidstoren bereiken. En dat zelfde geldt voor Lay Low. Lovisa Elisabet Sigrunardottir is een enthousiaste persoonlijkheid en ze maakt indruk met haar alternatieve folk. “Please don’t hate me”, zingt ze in haar laatste nummer. We zouden niet eens durven!
De focus lig op Denemarken en dat geldt voor alles. Ook aan de inwendige mens is gedacht met lokaal Deens eten en dat is eens wat anders dan de standaard festivalhamburger. Vers en lekker, dat is hier wel goed voor elkaar. Muziek uit de noordelijke contreien, daar focust Spot zich op en daarbij wordt Finland onder andere vertegenwoordigd door Kap Kap. Kap Kap haalt de invloeden uit de jaren tachtig en combineert de baslijnen van een vroege The Cure, de synthpartijen van een vroege Simple Minds en de gitaarlijnen van My Bloody Valentine. En die combinatie levert zeer puike muziek op, die zich afspeelt op een kruising van shoegaze en postrock. Kap Kap combineert het beste van twee werelden in hun post new wave. Heerlijke band! En dat geldt ook voor Annasaid, al is hun mathrock van een andere orde. Annasaid speelt de plaat die Battles, na het vertrek van Braxton, nooit gemaakt heeft. Een eigen smoel heeft het daardoor niet echt, maar als Battles het zelf niet doet, wie zijn wij dan om Annasaid te veroordelen voor het vullen van gat.
Hadden we postrock al weer doodverklaard? Het Deense Sky Architects vindt van wel en lardeert zijn postrock met elektronica en een incidentele beat. Het fleurt er wel wat van op, maar Sky Architects blijft een beetje hangen in de goede ideeën. De uitvoering laat nog wel wat te wensen over en dan slaat de postrock van Sky Architects toch weer een beetje, eeh, dood. De Deense connecties ter plekke tipten ons Asbjørn en het is dan ook best druk bij zijn optreden. Alleen blijft de elektronica van Asbjørn niet echt hangen. Dit in tegenstelling tot de pop van Prinspóló De man met de papieren kroon is verfrissend na het gitaargeweld, eerder op de avond. Prinspóló’s popliedjes, in het IJslands en met een twist, brengen een glimlach op het gezicht. De papieren kroon helpt daarbij natuurlijk. Als afsluiter pakken we nog een Noordelijke combinatie mee, want Kúra bestaat uit Denen en IJslanders. De minimalistische elektronica is een goed moment om de avond te eindigen. En ja, zangeres Fanney Ósk Þórisdóttir klinkt ook alweer als Bjork! We zien het dit keer door de vingers.
In de voorpret vroeg ik me af of een nieuwe Kashmir of Carpark North tegen zouden komen in het Deense. Dat blijkt niet het geval. Ulige Numre is alleraardigst, maar zal nooit voorbij de Deense grens komen. Daniel Norgren heeft al voet aan de grond in Nederland en Thee Attacks kunnen probleemloos op ieder festival spelen. Dan mogen ze The Megaphonic Thrift wel meenemen. Nils Frahm overtuigt altijd en van buiten Denemarken moeten er toch kansen zijn voor Prinspolo en Kap Kap. Een echte klapper zat er niet bij. Toch was Spot een aardig festival, op een mooie locatie. Volgend jaar maar weer eens kijken of er inmiddels weer talent uit het Deense komt. En zo keerde de rust weer, in het rustieke Aarhus.
4 reacties