Behalve de bandnaam en de kriebelig opgeschreven tracktitels is er niets ingewikkelds aan Vadoinmessico. De Londense globetrotters maken een bijzonder smakelijke cocktail van wereldmuziek en indiepop, met precies genoeg psychedelische prik. Alsof de jongens van The Coral een tropische koraalvakantie achter de rug hebben, en nu met buikdanseressen en wuivende palmbomen in de kop wat liedjes hebben gepend. Die hebben dan ook titels als “The Adventure of a Diver” en “Pepita, Queen of the Animals”. In de leukste nummers(“Teeo”!) schurkt de zanger lekker vals tegen de noten aan, als ware hij Rod Stewart. Ritmisch doet men nergens zo ingewikkeld als Born Ruffians of The Dodos. Je moet er wel losjes op kunnen bewegen tenslotte. Ik hoop dat ze live net zo'n leuke vocaliste annex bezopen danseres meenemen als de wat pun(k)tiger rockende Kabeedies. Voor de platenspeler thuis is Archaeology of the Future een betere keuze. Het album staat meteen, en is zonder ergens écht te excelleren ook niet kapot te draaien. Een mooie staalkaart van volkomen vertrouwd aanvoelende indie-melodieën, en dan heb ik de scherpste vergelijking achterwege gelaten.
De Frisco-rockers van Sleepy Sun zijn ook psychedelisch, maar dan wel van het type veertig jaar dolen in de woestijn. Ik verwacht dat ze de liedjes van Spine Hits, die ze hier meestal netjes binnen de vier minuten houden, op het podium oprekken naar het driedubbele. Dat kan prima, want het boeiende aan Sleepy Sun is dat ze de classic rock houthakkers-riffs bínnen de nummers vrij abrupt afwisselen met meer stemmige, melancholische passages. Je kunt dat 'zoekende' noemen, maar ik vind dat soort rock op de tast eigenlijk wel fascinerend. En het werkt best aardig, want zanger Bret Constantino bezit zowel de sardonische sneer als het gevoelvolle braampje. Laten we “Yellow End” als voorbeeld nemen. Het liedje start zacht, met kringelende gitaren, en Constantino die vraagt om 'your thoughts aside' te zetten. Drums en bas vallen in, en langzaam begint het hart van het nummer te pompen. Je denkt dat ze een sprintje gaan trekken richting Black Mountain, maar binnen een couplet keren de kansen en krijgt het liedje door de gedubbelde bibberende vocalen plots wat van dEUS' “Instant Street”. En dan zijn we nog niet eens halverwege, want “Yellow End” is een van de weinige nummers met een prominente gitaarsolo. Als tweede uitschieter stip ik ook nog even “Still Breathing” aan, een weinig verrassend maar lekker akoestisch rustpuntje met Bruce Springsteen-harmonica.
mij=Outcaste/PIAS & ATP/Konkurrent
4 reacties