Bandnaam, hoesje, de foto’s van de bandleden: alles op The Sounds Can Be So Cruel ademt de late jaren zestig en de vroege jaren zeventig. Ook de formatie laat er geen twijfel over bestaan: Allen Dean Foyd is een klassiek powertrio, gekleed in kekke jasjes en net iets te langharig om de braafste jongetjes van de klas te zijn. Het ligt er zelfs zo duimendik bovenop dat opener “Please Pleaze Me” (die titel ook!) niet alleen naar Pink Floyd weet te knipogen, maar meteen ook maar naar Cream, Jimi Hendrix en Blue Cheer. De rauwe, psychedelische bluesrock van deze Zweden kent niets origineels, maar ondanks dat deze band eigenlijk een wandelend anachronisme is, heeft het wel iets wat ze doen: zelfs de sound klinkt authentiek. Ze weten op het juiste moment gas terug te nemen (de ballade “She Is So Blue”, overigens op het randje van kitsch en voorzien van dwarsfluit), te versnellen (“Queen Machine”), nog meer gas te geven (“Steady Rollin' Man”) en een rustpunt in te lassen (“The New Dawn”). Afsluiter “Witches” is wel erg theatraal en de strijkers hier slaan een beetje de plank mis, maar hoogtepunt “Into the Pearly Gates” wordt niet alleen stijlvol ingezongen, maar bevat mooi en afwisselend gitaarwerk – en ook weer een dwarsfluit – en de donderende drums klinken hier het lekkerst.
Mij=Crusher / Clearspot
4 reacties