Grofweg kun je de wereld verdelen in twee soorten mensen: zij die van hoge stemmen houden (Neil Young, Tim Knol) en zij die van lage stemmen houden (Stuart Staples, Tom Waits, Mark Lanegan, Johnny Cash, Barry Adamson, Lee Hazlewood, Leonard Cohen). Aan de lengte van het lijstje zie je waar mijn voorkeur naar uit gaat, hoezeer ik ook hou van het werk van de twee eerstgenoemden. Sean Rowe is, zeker sinds zijn vorige album, Magic, een kandidaat voor het rijtje Grote Lage Stemmen. Diepdonker, ietwat gruizig en met overgave, zo zingt hij de twaalf liedjes op zijn derde plaat The Salesman and the Shark. Net als op Magic werd ook hier veel aandacht aan de productie geschonken, maar zijn derde plaat heeft hetzelfde probleempje als zijn vorige: er staan domweg te weinig echt memorabele liedjes op. De beste zijn die waarin hij, begeleid door vooral piano, het bijna op een croonen zet (afsluiters “Thunderbird” en “Long Way Home”) of waarin hij als een jonge Tom Waits weet te klinken (“Joe’s Cult” en duet “The Wall” met Inara George). Het gebruik van strijkers, maar ook oude synthesizers, achtergrondzangeressen en een warm klinkende piano in de arrangementen geeft Sean Rowe een eigen plek in de wereld van singer/songwriters.
Mij=Anti / Konkurrent
4 reacties