Je kunt je festival in de zomer organiseren en dan concurreren met tientallen festivals, of je doet het gewoon begin maart en zoekt vervolgens een goede indoorlocatie. Dat deed Nordic Delight. Het is bij aankomst even zoeken naar de juiste ingang, maar dan blijkt al snel dat Nordic Delight het noordelijke thema heel serieus genomen heeft. Alle zalen hebben namen die aan de oude Vikingen doen denken en je moet als je je jas opgehangen hebt even langs het GWK om je Euro’s in te ruilen voor Kroner. NUtrecht is een oude bedrijfsloods en met een aantal grote open ruimtes een goede plek voor een festival. Dat is in ieder geval al een geslaagde keuze.
mij=Door: Gr.R. Foto's: Dennis
De ondankbare taak om het festival te openen is voor Town of Saints. De band, twee Groningers en een Finse violiste, is op het laatste moment opgeroepen om een vrijgevallen plek te vullen. Het publiek druppelt mondjesmaat binnen en datgene dat blijft hangen bij Town of Saint blijft achteraan hangen. Eenmaal naar voren genood, blijkt er toch een lekker sfeertje in Odin’s Lods te komen en dat zweept de band op. Gaandeweg roept de muziek van Town of Saints herinneringen op aan het betere werk van The Waterboys.
Petter Carlsen opent Freya’s Boks. Carlsen, gehuld in spijkerbroek en Noorse trui, loopt erbij als een standaard festivalganger en gaat zo in de menigte op. Wat blijkt als ik ’m een paar uur later bijna ondersteboven loop. Carlsen speelt vandaag solo, begeleidt zichzelf op een mooie rode Gibson, met een lichte distortion. Dat zouden meer singer/songwriters moeten doen, want het zorgt ervoor dat het optreden iets meer afwisseling heeft en daardoor beter beklijft. Al kan Carlsen met zijn prachtige stem ook al veel in zijn eentje goed maken. Die paar nummers met het Red Limo String Quartet, door Carlsen abusievelijk aangekondigd als het Red Light String Quartet, zijn de slagroom op de pudding.
Ook al op het laatste moment ingevallen zijn die Deense tieners van Baby in Vain. De oudste is nog maar negentien(!), maar het komt in donderend geweld op je af. Alsof Black Sabbath en Kyuss drie meisjes verwekt hebben en losgelaten op de wereld. Met nog slechts twee singletjes uit, staan ze te rocken of hun leven ervan afhangt en op een belachelijk hoog niveau ook nog. Dit gaat Kinderen voor Kinderen ruim voorbij. Voor de eerste keer dit festival gaat een zaal, in dit geval Thor’s Hammer, oftewel dB’s helemaal uit zijn dak.
Terug in Freya’s Boks laat Daniel Norgren zijn oude mannenziel spreken. Vorig jaar zei ik al dat als je Seasick Steve op je festival wilt voor een schappelijkere prijs, dat je dan Daniel Norgren moet nemen. Oude blues, uit de bossen. Nordgren laat zich begeleiden op door een bassist op een contrabas en doet zelf de gitaar en de spaarzame drums. Dat houdt het geluid mooi open en geeft alle ruimte aan Norgren zelf. In dezelfde rootsy hoek moet u Steinar Raknes zoeken. Alleen doet Raknes het alleen op bas. Raknes wisselt eigen werk met covers af en vooral die covers hebben soms een hoog novelty-gehalte. Raknes’ stem moet u in de contreien van een Waits zoeken, er zitten wat braampjes hier en daar op de stembanden, en als hij Waits’ “The Heart of Saturday Night” aanvalt, valt alles op zijn plek. Jammer genoeg is niet iedereen geduldig, want de zaal wordt allengs leger.
Maar dat kan ook omdat het etenstijd is. En dat merkt Ane Trolle. Want Odin’s Lods herbergt ook wat eetkraampjes en de plek waar de betere koffie te krijgen is. Dat zorgt ervoor dat er vooral achter in de zaal meer gekeuveld wordt. Trolle heeft voor haar optreden alleen een bassist/toetsenist meegenomen en in die spaarzame bezetting komt ze amper over het gekeuvel heen. Odin’s Lods was in dit geval niet de beste plek en tijd voor Trolle. Ze was beter op haar plek geweest in Freya’s Boks, alwaar Lars and The Hands of Lights speelt. Het publiek is wel aandachtig, maar de band lijkt er niet helemaal bij en dan blijft er van de pop van Lars en kornuiten niet zo heel veel over.
Maar gelukkig is er Nelson Can om ons weer wakker te schoppen. De drie dames gaan lekker tekeer op én naast het podium, want het lijkt wel of zangeres Selina er vaker voor dan op staat. Het staat een goede set met stevige, eigenwijze rock, met louter drums, bas en zang, niet in de weg.
Via wat tussendoortjes zoals Bye Bye Bicycle – iets meer Coldplay dan goed is voor de mens – en de aangename dreampop van het Finse Burning Hearts, dat dan weer in Thor’s Hammer een ietwat misplaatst is, mag Lydmor de boel komen afbreken. Het wordt later op de avond en de synthersizers en samplers komen te voorschijn. Lydmor laat horen dat het vooral interessant wordt als je de randen opzoekt.
Over het eten gesproken, daar ik niks mis mee, verse wraps met zalm, Zweede balletjes, al dan niet met paardenvlees, het Noordse thema komt in alles terug! Naast de eerder genoemde zalen is er ook nog de Living Room, de plek voor wat kleiner opgezette ad hoc optredens en voor de broodnodige rust met een pot thee. Voor deze plek geldt: als alle zitplekken bezet zijn, komt er niemand meer bij, terwijl er plenty ruimte is. Het roept wat verwarring op bij de deur. In de Living Room staat ook Johan Glans, naar verluidt een bekend Zweeds cabaretier. Humor is lastig te vertalen en dat blijkt ook nu weer. Zolang hij met zijn vaste materiaal bezig is, dan gaat het goed, al blijkt wel dat een incidentele poep- en piesgrap in alle talen werkt. Maar als hij minder materiaal heeft dan tijd, wordt het improviseren en dan wordt het pijnlijk.
De prijs voor de grootste baard gaat naar The Eclectic Moniker. Zoals ook al eerder geconstateerd op Spot is deze baardmans een zekerheidje voor ieder festival. Blije pop, enthousiast gebracht en een beetje in de trant van Dave Matthews. Dus niet te makkelijk, maar toegankelijk genoeg voor een enthousiaste zaal. Waarna we ons klaar maken voor de finale van de avond, de Noorse dames van Deathcrush. De dames spelen in een opvallende opstelling, de gitariste en de bassiste kijken elkaar aan en hebben dus ieder precies een helft van het podium. Het achterste gedeelte is voor de drumster, die daar als een dolle tekeer gaat. Wat opvalt is dat alles dat eerder op Nordic Delight speelde die dag en ook maar vaag in verband met een gitaar gebracht kan worden, direct de zaal in stormt. In drie kwartier perst Deathcrush het laatste beetje energie uit de volle zaal en zagen we dat het goed was.
Op weg naar de garderobe, terwijl de eerste zalen al leeggeruimd worden, kan snel de conclusie getrokken worden dat de eerste editie van Nordic Delight een geslaagde is. Vooral daar waar de bands de randen van hun genre opzoeken, daar wordt het interessant. De locatie is perfect voor een festival, al was een doorsteek binnendoor naar dB’s helemaal ideaal geweest. Dat de Carlsberg al snel uitverkocht was zien we ook door de vingers. Het enige puntje van kritiek zijn de eetgelegenheden in Odin’s Lod. Die zorgen ervoor dat de acts die daar staan moeite moeten doen om aandacht te krijgen en te houden, wat vooral Ane Trolle en Steinar Raknes opbrak. Maar dat is geen enkele reden om volgend jaar geen tweede editie te organiseren.
4 reacties