Incubate 2013: donderdag napret

Het lijkt erop dat Incubate heeft besloten dat iedere dag rustig moet beginnen. Lambchop was niet de wildste band, Makiko Goto was erg breekbaar en als we vandaag bij Oerknal binnenlopen, wordt er, op dat moment, geen instrument bespeeld. Da’s duidelijk: in weerwil van de naam, niet beginnen met een big bang. Toch is het erg bijzonder wat de band doet. Ze hebben een drietal moderne klassieken op het programma staan, waarbij vooral de eerste twee stukken, “Chamber, for three untrained, amplified male voices” van Mark Barden en Cage’s “Suite for Toy Piano” opvallen. Het eerste stuk duurt wellicht net iets te lang om de aandacht echt vast te houden, maar George Charette achter de speelgoedpiano gaat zitten, is goed te horen hoeveel je daar nog mee kunt. Bijzonder.
Wat Sin Fang vervolgens op het podium heeft staan is niet volledig zichtbaar, maar je kunt er een hoop geluid mee maken. Maar wat Sin Fang, zijn moeder noemt’m Sindri Már Sigfússon nu precies doet is niet helemaal duidelijk. Wat we horen zijn in ieder geval popliedjes, met een lichte elektronische twist. Net voldoende om het extra lading mee te geven, waardoor het boven de hitparadepop uitsteekt. Het probleem echter is dat Sin Fang niet bepaald een charismatische podiumpersoonlijkheid is en geconcentreerd lijkt op het instrumentarium voor ‘m, zodat het optreden wat doodslaat. Wat jammer is, want Sin Fang heeft wat puike nummers op het repertoire staan.


mij=Door: Jasper & Gr.R.
Met de podiumpresentatie van Wolvon is daarentegen helemaal niks mis. Alhoewel. Behalve dan dat ze niet op het podium staan. Wat in het geval van Wolvon ook beter is. Al spelend, voor het podium, de drummer staat er nog wel op, nodigt de zanger ons eerst uit om wat dichterbij te komen, om meteen te concluderen dat dat best gevaarlijk kan zijn. Inderdaad, want Wolvon gaat nogal tekeer en dat had niet eens op het podiumpje van Extase gepast. Maar het hoort ook bij hun licht psychedelische noise. En ondanks wat geklooi met het geluid, was het in ieder geval heel fijn en bitterhard nodig na het rustige begin.
Tja, en dan Sheep, Dog & Wolf. Sheep, Dog & Wolf is het geesteskind van de Nieuw Zeelander Daniel McBride. McBride is een muzikaal wonderkind en kan dus alles bespelen wat hij in handen krijgt. En dat doet hij dan ook. Op het podium wordt McBride begeleid door een drummer, de rest doet hij allemaal zelf. Dat betekent dus dat er loops ingezet gaan worden en op het moment dat McBride daarmee begint, moet ik toch even zuchten. Eigenlijk heb ik het wel gezien met de Andrew Birds en Newton Faulkners van deze wereld die in hun eentje bandje spelen. Wat in het geval van Sheep, Dog & Wolf enigszins onterecht is, want McBride speelt het allemaal op een redelijk organische manier in. Maar het blijven loops. Maar daar staat dan tegenover dat zijn gitaarspel en zang wel wat wegheeft van dat van Jeff Buckley, en ik bij zijn saxofoonspel vooral moet denken aan Men at Work, een band die op een drietal hitjes na, de jaren tachtig nauwelijks overleefd heeft. Sheep, Dog & Wolf heeft een hoop ideeën, waaronder ook best wat goede, maar op deze manier krijgt hij nog niet voor het voetlicht. Maar goed, McBride is nog maar negentien, dus heeft nog tijd genoeg.
Onder de noemer Black Pus doet Brian Chippendale precies waar hij ook als de ene helft van Lightning Bolt om bekend staat: een hele hoop epilepsie inducerende kakofonie achter zijn drumkit creëren . Met een masker dat ergens tussen de schappen ligt waar Batmans aartsvijanden Bane en The Scarecrow winkelen krijgt Chippendale meteen de uitstraling van een psychopaat die enkel op zijn vellen mept om de stemmen in zijn hoofd te verdrijven. Door middel van een stemvervormer die in zijn masker genaaid is maakt Chippendale voornamelijk speelse cartoongeluiden die dan opeens wel heel sinister overkomen. Tussen het spijkerharde ritmische geweld door lijkt Chippendale haast compulsief terug te vallen op bepaalde tics: dan trapt hij zijn basdrumpedaal in en schroeft hij tegelijkertijd aan de knoppen, bijna alsof zijn drumstel zo nu en dan als een buitenboordmotor op probeert te starten. Muzikaal is er weliswaar geen touw aan vast te knopen, Black Pus dwingt vanavond vooral een hele hoop verwondering en ontzag af.
Donderdagavond is dichtersavond op Incubate, dus kan het geen kwaad om daar eens te gaan kijken. Bij binnenkomst in de bovenzaal van 013 dicht Daniel Dee over klateren en vrijwel direct moet ik denken aan het genot van toiletbezoek bij hoge nood. Ik ben niet de enige, want daar gaat het gedicht over. Typisch. De muzikale begeleiding bij de Dee klatert niet, maar is wel een goede toevoeging. Tilburger Nick J. Swarth vraagt de band zelfs om all-in te gaan en voor zover de hitte dat toelaat, het is bloedheet boven, doen ze dat ook. Die hitte is er wellicht ook de schuld van dat de zaal vrijwel leeg is. Of iedereen is naar de Heavy Metal Bowling, dat kan ook. Wel jammer voor de dichters.
Een bandje vernoemen naar een van mijn favoriete Phil Spector-songs levert pluspunten op, dus The Doo Run Run begint met een voorsprong. The Doo Run Run is het lo-fi bandje van Roy Santiago en hij lardeert zijn lo-fi met een lekkere cheesy Casio. Ook Roy heeft aan het podium niet voldoende en staat er vaker voor dan erop, maar het verhoogt de energie van het optreden alleen maar. The Doo Run Run breidt die voorsprong die ze hadden, vanwege de naam, gestaag uit vanwege een geslaagd optreden. Goede nummers, die boven de lo-fi middelmaat uitstijgen, door dat eerder genoemde Casio-orgeltje dat een aantal nummers een aangename smartlaptwist geeft. Errug lekker. Volgens Roy zijn er evaluatieformulieren voor de nieuwe nummers verkrijgbaar bij de bar, maar wij doen dat hier op File Under. Wij zijn tevreden en noteren met The Doo Run Run een van de betere optreden van de avond.
Als Nouveau Velo een evaluatieformulier had, was het jonge trio dit jaar absoluut geslaagd geweest. Nog niet zolang geleden was dit nog dat enthousiaste bandje uit Helmond dat werkelijk overal wilde spelen, ondanks het feit dat de drummer van de band uiteindelijk langdurig uit de running was. Uiteindelijk geluk bij ongeluk: sinds zanger Rolf Hupkes de gitaar inruilde voor drums rijdt Nouveau Velo bij elk optreden weer een versnellinkje hoger. Het verschil hier in Cul de Sac met het vorige optreden dat ik van de band zag, een desalniettemin sterk optreden in de Ekko, is best verbijsterend te noemen. De galmende indiepop, die ergens laveert tussen The Feelies, Real Estate en DIIV nestelt zich niet alleen met gemak tussen de oren, live is de band spannender en energieker dan ooit.
Het is een mooie balans tussen het drietal: Rolf weet met simpele doch effectieve ritmes, gespeeld op drumstel bedekt met theedoeken, de liedjes de juiste drive en textuur te geven om gitarist Niek Leenders en bassist Bart Haverkort te laten manoeuvreren door de zee van reverb. Leenders is nu echt ontketend en weet de spanning en dynamiek te handhaven zonder ook iets van catchy hooks in te leveren. Haverkort, voorheen relatief gezapig en onbewogen, zoekt gretig het contact met het dansende, stuiterende volk. Als de openingsriff van het aanstekelijke “Kite” met luidkeels gebrul ontvangen wordt zie je die bevestigende glimlach op de gelaten van de bandleden. De zege is vandaag behaald. De Popronde zag het, Subroutine zag het, Belmont Bookings zag het, ik zie het nu ook dat Nouveau Velo dus wél klaar is voor het grotere werk.

4 reacties

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.

Terug naar boven